De Luchtdoelartillerie De beide 2 tl's openden onmiddellijk het vuur, evenals de vier mitrs. van het 2e Pel.Lu.Mitr. Een van de kanonnen van 2 tl. weigerde echter reeds na het eerste schot. Hierdoor werd het afweervuur op de plotselinge verschijnende aanvallers verzwakt. Het vuren kon dit bombardement dan ook niet verhinderen. Een der geworpen bommen van 500 kg trof een kazemat in de tweede verdedigingslinie, terwijl een tweede bom vóór de commandokazemat - in de eerste verdedigings linie - in het water terecht kwam. Omstreeks 18.00 deelde de detachementscom mandant de beide pelotonscommandanten mede, dat de wapens moesten worden neergelegd. De C.-2ie Bt.Lu.A. was vroeg in de morgen van 14 mei onder dekking van het aan hem toegevoegde peloton 2 tl. bij het gemaal Leemans in stelling gekomen. De activiteit in de lucht boven beide onderdelen was op deze dag gering, zodat slechts een enkele maal werd gevuurd. De ie, de 2e en de 101e Bt.Lu.A. gaven in de loop van de dag enige malen vuur af, waarbij verschillende treffers werden waargenomen. In de morgenuren had de 101e Bt.Lu.A. een 'ontijdige springer', waardoor een dienstplichtig soldaat vrijwel op slag werd gedood. Doordat de vliegtuigen op deze dag vrij hoog vlogen, kwamen het ie, het 3e en het 4e peloton echter niet tot schieten. Om ongeveer 18.00 ontvingen de onderdelen van de C.-Lvd.Gr. bericht, dat de wapens moesten worden neergelegd. Het personeel van de drie zoeklichtsecties had elke nacht zijn normale werkzaam heden verricht, omdat de stellingcommandant géén schijnverbod had afgekondigd. Door de geografische ligging van de stelling zou een schijnverbod ook weinig zin hebben gehad. Ondanks de geringe luchtactiviteit van de vijand bij nacht, werden in de vroege avond van 12 en van 13 mei enige laag vliegende vliegtuigen ver licht. Overdag was van rust veelal niet veel gekomen, omdat het personeel dan schuilgelegenheden moest bouwen, bewakingsdiensten verrichtte of werd ingezet tegen vermeende landingen van valschermtroepen. Korte nabeschouwing De luchtdoelbestrijdingsmiddelen van de Koninklijke Marine buiten beschouwing latende, was de bescherming van de marinebasis met twee moderne luchtdoelbat terijen van 7.5 cm en één omgebouwde batterij van 10 cm bepaald zwak te noe men. De waarde van de mitrs. M.25 van het ie, het 3e en het 4e Pel.Lu.Mitr. is reeds voldoende bekend. Bovendien was het vuurleidingstoestel van de 101e Bt.Lu.A. van een zeer verouderd model en het elektrische systeem, dat de vuur- leidingsgegevens naar de drie stukken moest overbrengen, werkte in het geheel niet of totaal onvoldoende. Daarom werden de gegevens van de hoogtemeter en de grafische schootstafel langs telefonische weg overgebracht en moesten de stuks- 741

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 215