Steun der bondgenoten grote vijandelijke activiteit bij deze stad en ten zuiden hiervan - in de Ardennen - de Britse luchtsteun in de strijd om de vesting Holland voor een groot deel deed wegvallen. Wat was namelijk het geval? Door verrassende luchtlandingen in de vroege morgen van 10 mei had de vijand zich blijvend in het bezit weten te stellen van de bruggen over het Albertkanaal bij Veltwezelt en Vroenhoven, terwijl ook het vèrdragend geschut van het fort Eben Emael tot zwijgen was gebracht (zie het kaartje W, in de tekst). De drie vaste oeververbindingen over de Maas te Maastricht waren op 10 mei tussen 6.00 en 6.20 door de Nederlandse strijdkrachten echter reeds vernield. Toen in de nacht van 10 op 11 mei een 16-tons pontonbrug gereed kwam ten noorden van de vernielde spoorbrug en ten zuiden van de stad een tweede Duitse pontonbrug in de loop van 11 mei werd voltooid, was voor de vijand de mogelijk heid geschapen voor een snelle opmars naar het westen en het zuidwesten, tenzij de geallieerden tijdig middelen zouden kunnen vinden om de verschillende brug gen alsnog te vernielen of op andere wijze de oprukkende vijandelijke colonnes tot staan te brengen. Dit klemde temeer, omdat - zoals reeds werd vermeld - de Franse en Britse strijdkrachten tijd en gelegenheid moest worden gegeven om zich in de Dyle-stelling ter verdediging in te richten. Bovendien was het Vile Franse leger in opmars naar Noord-Brabant. Indien de Belgische tegenstand aan de Maas en het Albertkanaal te spoedig zou bezwijken, dreigde het geallieerde operatieplan al mis te lopen in de eerste fase van uitvoering. Een gedetailleerde beschrijving van de luchtoperaties in de omgeving van Maas tricht moge achterwege blijven. Zij werden tenslotte niet uitgevoerd op verzoek van het Nederlandse opperbevel en het is zelfs de vraag of de O.L.Z. van deze ac tiviteiten op de hoogte was. In ieder geval staat wel vast, dat de Britten kennelijk niet veel aandacht konden besteden aan het verloren gaan van de as Rotterdam- Moerdijk. Misschien kwam dat ook, omdat de beschikbare bombardementseen heden kwalitatief en kwantitatief bij die van de vijand ten achter stonden, terwijl bescherming van de bombardementsvluchten door jachtvliegtuigen veelal niet mogelijk was. De verkenningsvliegtuigen, die op 11 mei zowel door het Britse als door het Franse opperbevel werden uitgestuurd in de richting van Maastricht, gingen als gevolg van de grote vijandelijke activiteit in de lucht voor een groot deel verloren. De bemanningen, die terugkeerden, meldden een constante stroom van op rukkende vijandelijke troepen van Maastricht in de richting Tongeren. Hoewel het moeilijk was een juist beeld te verkrijgen van de toestand bij Maas tricht en ten westen van deze stad, stond in elk geval spoedig vast, dat een der hoofdstoten van de vijand was gericht tegen centraal België, met Maastricht als 782

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 256