789
Steun der bondgenoten
bardeerden. Tenslotte vielen zes Vickers Wellington, Mk I bommenwerpers van
het Nr. 99 Squadron van de basis Newmarket in diezelfde nacht de bruggen bij
Maastricht aan. Het resultaat zou zijn geweest, dat één brug en het station werden
getroffen.
Na het neerleggen van de wapens op 14 mei 1940 door de Nederlandse strijd
krachten, met uitzondering van die in Zeeland, opereerden van 15 t/m 17 mei
boven deze provincie nog de Franse marine-escadrilles AB 1 en AB 2, respectieve
lijk uitgerust met 12 Vought (Sikorsky)-V 156 B-i duikbommenwerpers en
12 Lioré Nieuport-LN 40 bommenwerpers. Op elk van deze dagen voerden de
toestellen van beide escadrilles niet alleen verkennings- en jachtvluchten uit, maar
zij deden ook aanvallen op vijandelijke colonnes en batterijen om 's vijands op
mars zoveel mogelijk te vertragen en zodoende de terugtocht van de eigen troepen
te dekken. De beide escadrilles verloren bij deze operaties in totaal acht vlieg
tuigen1.
Bij het trekken van conclusies aan het slot van dit hoofdstuk, dient men uit te
gaan van de omstandigheid, dat de Duitsers bij het uitbreken van de vijandelijk
heden op 10 mei 1940 al dadelijk het initiatief namen, de verrassing ten volle uit
buitten en daarna - niettegenstaande de genomen tegenmaatregelen - dat initia
tief niet meer uit handen gaven. Als gevolg van de door Nederland en België tot
het laatst toe volgehouden neutraliteitspolitiek bestonden er geen uitgewerkte
plannen voor een gemeenschappelijk optreden van de wederzijdse strijdkrachten
en na 10 mei kregen de geallieerde mogendheden door het snelle verloop van het
Duitse offensief geen tijd en gelegenheid meer om alsnog een gemeenschappelijk
verdedigingsplan op te stellen. De Nederlandse samenwerking met de R.A.F. en
met de te hulp gesnelde Franse troepen moest dan ook in allerijl worden geïm
proviseerd en verliep daardoor stroef. De door de O.L.Z. voorgestelde plannen,
die op 1 o mei door of namens de missies bij de geallieerde hoofdkwartieren naar
voren werden gebracht, konden niet meer worden gerealiseerd, terwijl ook de
ter versterking van de Nederlandse strijdkrachten gevraagde vliegtuigen en lucht
doelbestrijdingsmiddelen uitbleven.
Zoals reeds vermeld is, fungeerde de Britse adjunct-luchtmachtattaché in
's-Gravenhage als schakel tussen het Nederlandse opperbevel en de R.A.F.
De Luftwaffe trad van de eerste dag af zo agressief, stoutmoedig en verrassend op,
dat de al spoedig volkomen in het defensief gedrongen strijdkrachten van elk der
vier verbondenen voorlopig nog slechts bedacht konden zijn op eigen behoud.
Daarbij kwam nog, dat de Duitse luchtmacht zowel kwantitatief als kwalitatief
1 Zie 'La Marine fran 9ai.se pendant la campagne 1939-1940' par contre-admiral R. de Belot.