De Luchtdoelartillerie (3 kanonnen van 4 tl.), welke batterijen afkomstig waren van het Depot Luchtdoel artillerie. Op last van de C.-Lvd. werden beide batterijen bestemd voor de versterking van de verdediging van het vliegpark Schiphol. De 24e Bt.Lu.A. kwam ten noordwes ten van dit vliegpark bij Rietland in stelling, een stelling die reeds in december 1939 was verkend. De 165e Bt.Lu.A. kwam in stelling ten zuidwesten van het vlieg park, bij de hoeve 'Dankbaarheid'. De batterijen waren nog dezelfde avond om 21.30, respectievelijk om 21.00 gereed om te vuren. De Kr.C. stelde de 24e Bt.Lu.A. onder het bevel van de C.-XIVe Afd. Lu.A. en de 165e Bt.Lu.A. onder de C.- 1 ie Comp.Lu.Mitr. 4 De gebeurtenissen op 12 mei Op 12 mei was de gevechtsactiviteit nog geringer dan op 11 mei. Er kwamen bij de verschillende batterijen en pelotons slechts weinig doelen binnen vuurbereik. In de Lvd.Kr. deed zich echter een ontwikkeling voor, waarbij de in de noordelijke sector en de in het oostelijk deel van de zuidelijke sector opgestelde onderdelen ten nauwste waren betrokken. Omdat de vijand zich in het bezit had gesteld van de drie noordelijke provincies, diende ernstig rekening te worden gehouden met de mogelijkheid, dat hij landingspogingen zou doen in de omgeving van Amsterdam, althans op de westelijke oever van het IJsselmeer. Voor zover de Kr.C. kon nagaan, bevonden er zich tussen Muiden en Hoorn geen troepenafdelingen van enige bete kenis, die in staat geacht konden worden een landing te verhinderen. Generaal Carstens moest daarom rekening houden met de mogelijkheid van een aanval te land (van over zee) op zijn onderdelen, die waren opgesteld in de omgeving van het IJsselmeer. Daarbij kwam nog, dat het waterpeil ten noorden van het IJ en van het Noordzeekanaal - op last van de O.L.Z. - werd verhoogd in verband met uit te voeren inundaties op het Noordfront van de Vesting Holland. Hierdoor moest het in de Noorderpolder opgestelde zoeklicht no. 1 van de 4-VIe Zl.A.tl. in de nacht van 12 op 13 mei worden verplaatst naar de Oostzanerzeedijk. 5 De gebeurtenissen op 13 mei Op 13 mei was de gevechtsactiviteit zeer gering. De voortdurende stijging van het water in het gebied van de noordelijke sector van de kring en de mogelijkheid van een vijandelijke landing op de westelijke IJsselmeeroever, baarden de Kr.C. echter zorgen. De commandanten, wier onderdelen waren opgesteld nabij het IJsselmeer, vertoonden tekenen van ongerustheid. Op tactvolle wijze maande de Kr.C hen tot zelfbeheersing en droeg hun op zo goed mogelijk in eigen veiligheid te voorzien door het uitzetten van posten en het uitsturen van patrouilles. 570

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 28