Uitvoering Duitse aanval 3 Bij het voorwaarts gaan van de 9e Pantserdivisie en de daarachter volgende onderdelen naar de kust a de ondersteuning van de ge Pantserdivisie bij het overschrijden van de Zuid-Willemsvaart; b het uiteenslaan van de vijand, die uit Antwerpen of meer oost waarts naar het noorden of het noordoosten oprukt. 4 De divisies en K.G. 4 zijn in het bezit van calques, waarop de in aanmerking komende doelen zijn genummerd. Aanvragen om steun aan de C.-K.G. 4 kunnen met behulp van deze nummering in 'open' telefoon- en radioberichten worden gedaan. De verkenningsopdrachten aan de tactische Staffeln spreken voor zichzelf; zij zijn logisch van opzet. De lijn, tot waar op de eerste aanvalsdag mocht worden verkend, strekte zich aanvankelijk uit tot 80 a 100 km voor de aanvallende Leger korpsen1. Uit de inhoud van de strategische verkenningsopdrachten blijkt duidelijk de zeer zeker gegronde vrees voor de mogelijkheid, dat de Geallieerden uit het gebied van Antwerpen naar het noorden, dus naar de Moerdijkbruggen en naar het noord oosten, dus naar de Peelstelling zouden oprukken, waardoor een aaneengesloten geallieerd front zou ontstaan. Daarom was het verkrijgen van inzicht in de houding van het Nederlandse Leger van zo groot belang. De grote vraag was immers wat dit Leger zou doen, indien het Luchtlandingskorps er in mocht slagen 's-Gravenhage verrassend te bezetten, regering en opperbevel in één slag uit te schakelen en de Koningin gevangen te nemen. Daarom achtten de Duitsers het ook zo belangrijk, dat de Nederlandse havens in verband met mogelijke ontschepingen van geallieerde hulp troepen voortdurend werden geobserveerd. In hetgeen nu volgt, zullen aan de hand van bewaard gebleven bevelen van de C.-i8e Leger en van de C.-XXVIe Legerkorps de opdrachten voor de strategische en tactische verkenningen worden weergegeven en zonodig worden voorzien van een kort commentaar. In het bevel van de C.-i8e Leger van 10 mei 1940, voor het voortzetten van de aanval op 11 mei, dat om 17.35 (Ned. tijd) werd uitgegeven, staat niets over het gebruik van de verschillende Staffeln. Het bevel vermeldt echter, dat delen van de 1 De vooroorlogse Nederlandse voorschriften geven een afstand van 50 km aan, doch in Nederland bezaten wij geen pantserdivisies of gepantserde eenheden van enige betekenis, die door hun snelle verplaatsingsmogelijkheden vergroting van deze afstand noodzakelijk zouden maken. 911

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 385