Samenvatting en nabeschouwing
Kleinmoedige landgenoten laten zich snel wel eens door ijselijke ver
halen, betreffende deze parachutisten van de wijs brengen, doch
daarvoor is niet de minste reden
Bovendien staat vast, dat - hoewel de mogelijkheid van luchtlandingen op onze
vliegparken (-velden) na de gebeurtenissen te Oslo werd onderkend - daaruit geen
conclusies zijn getrokken omtrent de gevaren, die dergelijke landingen zouden
kunnen opleveren voor onze landsverdediging als geheel.
Hetzelfde ongeloof met betrekking tot het parachutistengevaar openbaarde zich
óók t.a.v. de strategische mogelijkheden en gevolgen van een vijandelijke lucht
landing. Duidelijk komt dit tot uiting in de woorden van luitenant-generaal b.d.
J.J.C.P. Wilson, die in de oorlogsdagen en in de periode, die daaraan vooraf ging,
als luitenant-kolonel, hoofd was van de Sectie Operatiën van het A.H.K.
'Wie had op 9 mei kunnen denken, dat tussen Moerdijk en Leiden
twee Duitse divisies uit de lucht zouden komen tuimelen. In Noor
wegen waren alleen de vliegvelden aangevallen'1.
Afgezien van het feit, dat het woord 'tuimelen' de indruk zou kunnen wekken,
dat de Duitsers met twee divisies valschermjagers zijn geland, hetgeen niet het ge
val is geweest (het merendeel landde per vliegtuig en 'tuimelde' niet uit de lucht),
blijkt uit deze woorden, dat aan de mogelijkheid van een luchtlanding in de vorm
van een strategische overvalling in de kringen van het Nederlandse opperbevel niet
werd geloofd.
Geconstateerd moet worden, dat in feite slechts van één zijde is gewezen op het
gevaar van een overval uit de lucht met strategische oogmerken, nl. door de C.-
Lvd., luitenant-generaal P.W. Best, die in 1937 als kolonel aan dit onderwerp reeds
aandacht had besteed in een betoog voor de Vereniging ter beoefening van de
Krijgswetenschap, toen hij benadrukte:
'Een andere mogelijkheid van strategische overvalling is die, waarbij
de aanvaller den overval in de lucht met dien op den grond in eersten
aanleg rechtstreeks richt tegen Nederland, om zich aldus in letterlijken
zin een 'jumping off place' te verschaffen tegenover den grooten
tegenstander en daarbij tevens ons land belet aan den verderen strijd,
hetzij in de lucht, hetzij in het terrein of beide een belangrijk aandeel
te nemen'2.
1 Zie zijn boek 'Vijf oorlogsjaren en hun twintigjarige voorgeschiedenis', blz. 84.
2 'Orgaan van de Vereniging ter beoefening van de Krijgswetenschap (1936/1937)', blz. 243.
93°