Samenvatting en nabeschouwing In het licht van deze zienswijze is het begrijpelijk, dat de C.-Lvd., in tegenstelling tot het opperbevel, de gevaren van een luchtlanding zoals te Oslo gedemon streerd - in een strategische omlijsting plaatste. Hij placht dit tegenover de offi cieren van zijn staf te doen door het verkondigen van de stelling: 'Onze vliegvel den vormen voor de vijand de toegangspoorten tot de Vesting Holland'. Uit alles blijkt echter dat deze stelling buiten de kring van het Co.-Lvd. niet de erkenning kon vinden, die luitenant-generaal Best daarvoor verlangde. Meer malen moet hij hierbij zijn geërgerd door het aangetroffen ongeloof en het ge brek aan overtuiging. Hij heeft dit kort vóór de ioe mei tegenover één van de officieren van zijn staf als volgt tot uitdrukking gebracht: 'Men heeft mij de ba taljons voor de vliegvelden alleen ter beschikking gesteld, omdat men mij in de kwestie van de vliegveldverdediging niet langer voor het hoofd durfde te stoten'. De gevolgen van bedoeld ongeloof en het gebrek aan overtuiging vond men terug bij de troepen, die met de bewaking of de verdediging van vliegparken (-velden) en hulpvliegvelden waren belast. Nergens beschikte men over goede en voldoende gevechtsopstellingen. Op het hulp vliegveld Ockenburg ontbraken deze zelfs ge heel. Het besef dat men op de vliegparken (-velden) in de eerste lijn stond en moest rekenen met de ernstigste bombardementen en beschietingen, kan op vele plaatsen nauwelijks aanwezig zijn geweest, als men oordeelt naar de lichtvaardig heid, waarmede troepen soms in de hangars e.d. werden gelegerd. De politiek van zuinigheid heeft hierbij uiteraard medegewerkt aan de vorming van een onjuist oordeel bij de lagere commandanten en de troepen omtrent de ernst van de ge varen. Indien slechts een fractie van de vele honderden betonkazematten, die in de loop van de mobilisatie waren gebouwd, was neergezet bij onze vliegparken en -velden, dan had hiervan een uitwerking kunnen uitgaan, die zich niet zou hebben beperkt tot een verbetering van de gevechtskracht, doch ook het moreel ten goede zou zijn gekomen en het besef zou hebben versterkt, dat men hier gereed stond voor een taak, waaraan het grootste gewicht moest worden toe gekend. Het staat dan ook nu wel vast, dat het reeds in de vroege morgen van i o mei ver loren gaan van de as Rotterdam - Moerdijk en de kritieke toestand, die dezelfde morgen ontstond rond het regeringscentrum, in vele opzichten het gevolg waren van de onvoldoende mentale en materiële voorbereiding van de landsverdediging. Schreef niet de commandant van het Duitse II./I.R. 651 in een 'mededeling van gegevens' 'Der Kampf gegen die Niederlandische Wehrmacht ist ein Kampf gegen einen moralisch und Waffentechnisch unterlegen Gegner'. 1 Dit bataljon maakte deel uit van de 22e (Luftlande) Infanterie-Division. 931

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 405