586 De Luchtdoelartillerie Coolsingel oprukte, leidde deze toestand van overspanning tot een uitbarsting. Een van de twee aanwezige officieren gaf toen order tot de aftocht. Het in paniek verke rende personeel smeet de centrales omver en sloeg deze stuk. De aanwezige telefoon toestellen ondergingen een zelfde lot. Het noodlottige gevolg van deze zinloze vernieling was, dat alle verbindingen met het waarnemingsgebied dat onder het H.L.B. ressorteerde, werden verbroken en de meldingen uit dit gebied via deringlijnen het G.L.B.en de beide andereH.L.B.'s niet langer konden bereiken. Bovendien werden door de vernieling van de lucht verdedigingscentrale niet alleen de verbindingen met de onderdelen van de Lvd. Kr. verbroken, doch tevens de rechtstreekse verbindingen o.m. met 's-Gravenhage en Utrecht. Aan de zijde van de Raadhuisstraat verliet het personeel daarop het P.T.T.-ge- bouw en vluchtte door het stadhuis de stad in, weg van de Coolsingel. Op de Cool singel en ook in de omgeving daarvan werd echter geen schot gehoord. De Groeps- C.en zijn opvolger, waarbij zich de tweeofficieren aansloten,die zojuist hetH.L.B. hadden verlaten, begaven zich opnieuw naar Hillegersberg1. De eerste-luitenant M. de Keyzer, die tot 24.00 dienst had verricht op het H.L.B. en daarna was gaan slapen in een der vertrekken van het stadhuis, werd even na 2.00 gewekt met de mededeling dat het H.L.B. 'inrukte'. Hij hoorde, dat het per soneel zich langs zijn kamer in snelle pas uit de voeten maakte. Vlug kleedde hij zich aan en begaf zich naar het groepsbureau, waar hij geen officieren meer aan trof. Van de cadet-vaandrig, commandant van het bewakingsdetachement, ver nam hij dat - volgens de geruchten althans - de vijand in de buurt moest zijn, maar dat tot nu toe geen schot was gehoord. Met vier vrijwilligers uit het nog aanwezige personeel begaf luitenant De Keyzer zich naar het lokaal van het H.L.B., waar hij een 'ruïne' aantrof. Onmiddellijk zette hij de centraalposten overeind. De appara tuur was echter zo ernstig beschadigd, dat hij geen verbinding naar buiten meer kon krijgen, noch met de C.-V.L.K. Lwd., noch met het C.L.B. of een der andere H.L.B.'s. Hij ging toen naar het nabijgelegen politiebureau en belde vandaar de Kant.C. op, aan wie hij rapport uitbracht van het gebeurde. Telefonisch verzocht hij voorts de technische dienst van de P.T.T. om de centrales te laten herstellen. Daar de Kant.C. de wens te kennen had gegeven, dat de luitenant zich persoonlijk bij hem zou melden voor het uitbrengen van verslag, begaf luitenant De Keyzer zich naar het kantonnementsbureau. Kolonel Scharroo stelde de C.-V.L.K.Lwd. te 's-Gravenhage van het gebeurde in kennis, waarop deze onmiddellijk maatrege len nam om de verbindingen uit het waarnemingsgebied van het H.L.B. Rotterdam over het H.L.B. Utrecht te leiden. 1 Om 2.18 ontving de C.-Lvd. van het C.L.B. het volgende telefonische bericht: 'het H.L.B. in Rotterdam is door Duitsers bezet'.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 48