BIJLAGE 39
Beschikking van 18 Mei 1940 van de O.L.Z.
Algemeen Hoofdkwartier, 18 Mei 1940
De Generaal,
Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, op voordracht van den Secretaris-
Generaal, waarnemend Hoofd van het Departement van Defensie
overwegende, dat het Wapen der Militaire Luchtvaart, voor zoo
ver betreft het luchtwapen, met grooten moed en zelfopoffering
zijn taak heeft volbracht, door, zonder te letten op aantal en hoe
danigheid der vijandelijke vliegtuigen, zonder de minste aarzeling
aan te vallen, waar zich daartoe de gelegenheid voordeed
overwegende voorts, dat ook het niet strijdend gedeelte der Militaire
Luchtvaart onder de moeilijkst denkbare omstandigheden, zoowel op
de vliegvelden als daarbuiten ten volle heeft voldaan aan het devies
MoedBeleid en Trouw;
gelet op de bepalingen van de Wet van 30 Mei 1815, no. 5, houdende
instelling van de Militaire Willems-Orde;
gezien art. 18 van het Reglement van administratie en discipline
voor de Militaire Willems-Orde, vastgesteld bij K.B. van 25 Juli
1815, no. 10.
heeft goedgevonden
het ordeteeken, vastgesteld voor den Ridder der 4e klasse toe te kennen
aan het Wapen der Militaire Luchtvaart.
De Secretaris-Generaal, waarnemend Hoofd van het Departement
van Defensie, is belast met de uitvoering van dit Besluit, waarvan
afschrift zal worden gezonden aan den Kanselier der Nederlandsche
Orden.
De Generaal,
Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht,
w.g. H.G. Winkelman.
1128