De Luchtdoelartillerie A. Fonteyn, in de vroege morgen van 10 mei opgesteld op het dak van een der ge bouwen van de Rotterdamse Lloyd. Toen de Pel.G. uit de luchtwachtberichten bleek, dat verschillende vliegtuigen in de richting van Rotterdam vlogen, liet hij alle posten volledig bezetten. Rond 3.45 nam hij de eerste vijandelijke vliegtuigen waar, doch zij waren buiten schootsbe- reik. Toen de op de Maas gelande Duitse watervliegtuigen1 weer waren opgeste gen, kwam een ervan tot op 50 m afstand van de pelotonsopstelling en kreeg van de vier mitrailleurs de volle laag, zodat het tot landen werd gedwongen. Van dit ogen blik afliet de Pel.C. regelmatig op de binnen schootsafstand komende transport vliegtuigen vuren, totdat een adjudant-onderofficier hem namens de Commandant van het Vaartuigendepot van het Vrijwillig Landstormkorps Vaartuigendienst kwam meedelen, dat het peloton het schieten moest beëindigen, omdat het door dat schieten onnodig de aandacht van de vijand trok2. Omdat deze order beslist in strijd was met de in het bezit van sergeant Fonteyn zijnde schriftelijke machtiging tot vuuropening, stelde hij zich telefonisch in verbinding met de C.-i3e Comp.Lu. Mitr. Deze lichtte daarop de Kr.C. in, die het 56e Pel.Lu.Mitr. daarop onder be vel stelde van de Commandant van genoemd Vaartuigendepot3. Laatstgenoemde gaf sergeant Fonteyn toen opdracht om uitsluitend te vuren op die luchtdoelen, die zeer dicht bij de opstellingsplaats van het peloton kwamen. Na 12.00 en ook op de volgende gevechtsdagen zijn er geen vijandelijke vliegtuigen meer binnen schootsbereik van dit peloton gekomen. In de loop van de morgen van 12 mei verplaatste de Commandant van het Vaartuigendepot het peloton en be stemde het voor de bestrijding van landdoelen. Om 17.00 bombardeerde de vijand met negen bommenwerpers het Lloyd-terrein, zonder dat het peloton hierdoor verliezen leed. In verband met de tegenstrijdig heid van de hem gegeven orders, stelde sergeant Fonteyn zich op 13 mei opnieuw in verbinding met de Kr.C., die hem toen opdracht gaf zijn oude opstelling voor het beschieten van luchtdoelen weer in te nemen. Op bevel van de Commandant van de Marinetroepen ter plaatse, die tevens be hoorde tot de reeds genoemde vaartuigendienst, bleef het peloton tot het neerleg gen van de wapens bestemd voor het bevuren van landdoelen. Bij de Luchtverdediging van Rotterdam heeft de Afdeling Rotterdam van het V.L. K.Lad. slechts een bescheiden rol gespeeld. Bescheiden, omdat de afdeling op 10 mei 1940 nauwelijks twee maanden bestond en het personeel derhalve nog niet vol doende was geoefend. Met de beschikbare 2 tl.-vuurmonden waren nog nimmer 1 Zie Hoofdstuk II, deel c. 2 Een wel zeer eigenaardige opvatting van een militaire commandant in oorlogstijd. 3 Een vreemde oplossing. 615

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 77