De Luchtdoelartillerie worden gemaakt en via Monster naar de westelijke uitgang van 's-Gravenzande rijden. In die plaats zou de Bt.C. dan nadere orders ontvangen van de C.-Lvd.Gr. Hoek van Holland. Tegen 12.00 kwam de batterij op de aangewezen plaats aan en werd - met de nodige veiligheidsmaatregelen - verdekt opgesteld. Zodoende werden de 23e en de 163e Bt.Lu.A. door de C.-Lvd. onttrokken aan de buitenverdediging van het complex. Bij de gevechtsacties van de Lvd.Gr. Hoek van Holland zullen beide batterijen opnieuw worden besproken. In de vroege morgen van 14 mei vuurde de 14e Bt.Lu.A. met alle vier stukken reeds verschillende malen. Tussen 8.00 en 13*00 trad een vuurpauze in, omdat zich geen vijandelijke vliegtuigen meer vertoonden. Even na 13.00 vlogen er echter voortdurend groepen Duitse vliegtuigen heen en weer tussen Leiden en Rotter dam. Zodra zo'n groep binnen schootsbereik kwam, werd hij onder vuur ge nomen en niet zonder succes. Vermoedelijk door dit actieve vuren, vielen om streeks 14.00 vier vliegtuigen van een hoogte van 2 200 tot 2 500 m de batterij aan. Zij bleven ongeveer drie kwartier boven de batterij cirkelen en wierpen driemaal bommen af. De batterij beantwoordde deze aanvallen door krachtig en vrijwel onafgebroken te vuren. Alleen wanneer werd waargenomen dat de vlieg tuigen bommen afwierpen, commandeerde de Bt.C. 'dekken'. Zodra die bommen dan tot explosie waren gekomen, commandeerde hij 'op uw posten'. Door deze krachtige afweer waagden de vier vliegtuigen het niet om beneden 2 000 m hoogte te vliegen. Om 14.45 verdwenen zij zonder dat zij de batterij bezetting verliezen hadden toegebracht. Om 18.00 ontving luitenant Van der Velden van de C.-Lvd. telefonisch bericht omtrent het neerleggen van de wapens, waarop hij bevel gaf de instrumenten, de vuurmonden en de verbindingen onklaar te maken. Ook de 78e Bt.Lu.A. was op 14 mei zeer actief. Toen om 7.30 het eerste vuur werd afgegeven op een alleen vliegend vliegtuig, bleek uit de ligging van het vuur dat de Vo (aanvangssnelheid) der stukken door slijtage duidelijk was teruggelopen. Omdat de correcties, om een en ander te ondervangen, niet bekend waren, kon de hgging van het vuur tijdens het schieten slechts enigszins worden verbeterd door schattenderwijs bij het vuurleidingstoestel enige correctie in te stellen op de vluchttijd en de tempering. Tussen 12.40 en 16.00 werd door deze batterij regelmatig gevuurd. Om 16.20 vielen vijandelijke vliegtuigen met hun boordmitrailleurs de batterij aan en wier pen vervolgens 23 bommen af. Deze aanvallen veroorzaakten één gewonde en een in brand geschoten auto, terwijl één vuurmond onbruikbaar werd, toen de oliecilinder van de rem- en vooruitbrenginrichting door een bomscherf werd doorboord. Dat de uitwerking van het bombardement nogal meeviel was in hoofd zaak te danken aan de veenbodem. De afgeworpen bommen drongen diep in de 627

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 91