Algemene oriëntering Aangezien een landing van vijandelijke luchtlandingstroepen op het vliegpark zou kunnen worden gecombineerd met een aanval langs de grond van - tevoren buiten het vliegpark gelande - valschermtroepen of van aldaar verblijf houdende kwaad willende elementen, mocht de verdediging van het vliegpark naar buiten 'niet ge heel worden veronachtzaamd', zoals de C.-Lvd. vaststelde. Om aan deze eis te voldoen, moesten dus bepaalde onderdelen opstellingen innemen nabij de buitenrand van het vliegpark. De opstelling van deze troepen zou vanzelf sprekend verband moeten houden met de figuratie van het terrein in de onmiddel lijke omgeving van het vliegpark en werd aan het tactisch inzicht van de vliegpark- commandanten overgelaten. Hoewel dit niet in de nieuwe richtlijnen was opgeno men, moesten deze opstellingen - reeds spoedig 'buitenverdediging' genoemd - de opstellingen van de binnenverdediging in de rug dekken. Tenslotte sprak de C.-Lvd. de wenselijkheid uit van het vormen van een 'Stoot troep' als mobiele reserve. Deze zou voor het doen van tegenstoten kunnen worden gebruikt of kunnen worden ingezet ter versterking van de binnen- en/of de buiten verdediging. De opstelling van de stoottroep - al dan niet gesplitst - diende door de vliegpark- commandant te worden bezien in het raam van de tactische opzet van zijn verdedi gingsplan. Belangrijk was voorts nog, dat de C.-Lvd. voorschreef dat de gevechtsopstellingen van de binnenverdediging van boven gedekt moesten zijn. Dat de nieuwe richtlijnen voor de vliegpark (veld-)-verdediging meer in bijzonder heden treden dan de oude richtlijnen, spruit volgens de auteur niet alleen voort uit het gebeurde op 9 april 1940 op het vliegveld van Oslo, maar ook uit de aanmerke lijke versterking van de troepen, die voor deze verdediging op de meeste vliegparken (-velden) werden bestemd. Met een bataljon infanterie, al dan niet versterkt met pantserwagens, kan men de drie componenten van de vliegparkverdediging - binnen- en buitenverdediging èn stoottroep - gemakkelijker formeren en op elkaar afstemmen dan met een onvolle dig uitgeruste en bewapende compagnie bewakingstroepen. De nieuwe richtlijnen zijn beknopt, maar duidelijk. Het was aan de vliegparkcommandanten om deze in de praktijk te realiseren. In de hierna volgende beschrijvingen van de verdedigingsmaatregelen op de ver schillende vliegparken, in de hoofdstukken II, III, IV en V, zal blijken welk effect de nieuwe richtlijnen hebben gesorteerd. Afgezien van later te bespreken fouten en te kortkomingen, moet dit over het geheel genomen niet al te slecht zijn geweest, het geen kan blijken uit Duitse boeken en studies (o.m. van Pissin en van Speidel)waar in wordt gesteld dat uit de verdediging der vliegvelden bleek, dat men aan Neder- 105

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 119