ie Luchtvaartregiment
600 m ten noorden van het vliegpark. Om de sectie snel te kunnen verplaatsen, was
een autobus ingedeeld.
Taakop bevel van de vliegparkcommandant optreden als mobiele stoottroep.
De onderdelen, die bestemd waren voor de z.g. buitenverdedigingstonden tactisch
onder bevel van de vliegparkcommandant; over deze onderdelen van zijn versterkt
bataljon had de C.-I-25 R.I. dus geen bevelsbevoegdheid.
Bij een nadere beschouwing van de opstelling van I-25 R.I. valt onmiddellijk op, dat
het bataljon overzichtelijk was gegroepeerd en dat de buitenverdediging dicht bij de
begrenzing van het vliegpark was gehouden. Dat de binnen- en buitenverdediging
van het object niet onder éénhoofdige leiding waren gesteld, was echter niet juist,
omdat - bij een vijandelijke actie op de grond - de onderdelen van de binnen- en
buitenverdediging op elkaar zouden zijn aangewezen en nauw met elkaar zouden
moeten samenwerken.
Nu ten onrechte genoegen was genomen met een gescheiden bevelvoering, hadden
beide commandanten in ieder geval de commandoposten in eikaars onmiddellijke
nabijheid moeten vestigen. Aangezien dit echter niet het geval was, zou bij een vijan
delijke aanval van samenwerking slechts sprake kunnen zijn, zolang de telefonische
verbindingen intact bleven.
Ook beschikten beide commandanten over een eigen reserve, wat niet alleen moet
worden aangemerkt als een foutief gebruik van de troepen, die voor de verdediging
beschikbaar waren, maar ook in strijdwas met de in hoofdstuk I besproken richtlij
nen uit het schrijven van 22 april 1940, A.H.K., Sectie Lv., no. 307 Z.G., waarin
sprake was van 'een Stoottroep als mobiele reserve'.
Waar - zoals hierboven opgemerkt - ten aanzien van de grondbeginselen der tactiek
reeds grove fouten werden gemaakt, heeft het geen zin diep in te gaan op fouten die
bij de detail-uitwerking van het verdedigingsplan werden gemaakt, temeer daar
het al of niet juist zijn van bepaalde verdedigingsmaatregelen niet van invloed is ge
weest op het verloop der gevechtshandelingen.
Als voorbeeld moge een enkele maatregel onder de loupe worden genomen. De
1-I-25 R.I. (min 2 secties) was opgesteld met het front naar het vliegpark, terwijl aan
de noordelijke punt van het vliegpark, op plm. 400 m vóór het front van deze com
pagnie, dan nog een sectie van 3-I-25 R.I. lag. Bij een blik op de kaart, dringt zich
onmiddellijk de gedachte op dat het beter was geweest, indien 1-I-25 (min 2
secties) was verplaatst naar de rijksweg 's-Gravenhage-Amsterdam, die ter plaatse -
door de aanwezigheid van een viaduct - in ophoging was uitgevoerd. De compagnie
had, bij opstelling ter weerszijden van het viaduct, ook de taak van genoemde sectie
van 3-I-25 R.I. op zich kunnen nemen, waardoor deze sectie was vrijgekomen voor
andere doeleinden.
127