ie Luchtvaartregiment
In de nacht van 11 op 12 mei verkleinde de vliegparkcommandant de landings
mogelijkheden, die het vliegpark bood, nog meer door de plaatsing van betonnen
rioolbuizen in het vijfhoekig terreingedeelte, dat werd gevormd door het platform
en de drie startbanen.
Welke de overwegingen zijn geweest, die de vliegparkcommandant ertoe hebben
gebracht zijn buitenverdediging onmiddellijk na het bombardement grondig te
herzien, kon niet meer worden achterhaald. In zijn rapport stelt hij slechts: 'Na
het bombardement is in de loop van de ochtend door de bezetting van het vliegpark
Schiphol de verspreide opstelling, óók buiten het vliegveld, ingenomen als was
voorbereid'. Gelet op de onzekere toestand, nam de vliegparkcommandant daar
mee wel een heel groot risico, want hij verplaatste zijn onderdelen uit gevechtsop
stellingen - die tijdens het bombardement hun nut hadden bewezen - naar terrein
gedeelten die weinig of geen dekking boden.
Bovendien had het duidelijk moeten zijn, dat de C.-3-I-25 R.I. - bij een vijandelijk
treffen - in geen enkel opzicht vanuit zijn commandopost in Badhoevedorp leiding
zou hebben kunnen geven of invloed op het verloop van het gevecht zou hebben
kunnen uitoefenen, aangezien zijn compagnie over twee langgerekte lijnen ver
snipperd werd opgesteld.
Omdat de twee secties reserve aan de binnenverdediging waren onttrokken, was
1-I-25 R.I. weer volledig. Zij kwam in Badhoevedorp, met één sectie als wacht bij
de Sloterbrug en aanvankelijk ook een sectie bij de boerderij 'De Koekoek'. Te
zamen met het eveneens in Badhoevedorp opgestelde 4e peloton van het 1 E.Paw.,
vormde deze compagnie de reserve voor de buitenverdediging. Het blijft de vraag,
of deze reserve bij een treffen wel tijdig en op de juiste plaats had kunnen worden
ingezet, want als gevolg van het bombardement waren de telefonische verbindingen
verbroken, welke ook niet meer konden worden hersteld gedurende de gevechts-
dagen, die volgden. De berichten en bevelen moesten dan ook per ordonnans wor
den overgebracht. Voorts zou de reserve zich bij inzet hebben moeten verplaatsen
over volkomen open polderterrein, wat - op zijn zachtst uitgedrukt - een hachelijke
onderneming zou zijn geweest.
Ook na de verplaatsing van de commandopost van de vliegparkcommandant naar
Badhoevedorp bleef de ongewenste toestand voortbestaan, waarbij de verantwoor
delijkheid voor de binnen- en de buitenverdediging van het vliegpark berustte bij
twee onafhankelijk van elkaar optredende commandanten.
Het tactisch onjuiste hiervan treedt in deze verspreide en versnipperde opstelling
der verdedigingsorganen nu beter dan ooit aan het licht.
De taak van de verdedigers van het vliegpark werd - zoals reeds is gezegd - aanmer
kelijk verzwaard door de ook hier voortdurend opduikende geruchten over kwaad
willigen, gelande valschermtroepen en verdachte lichtsignalen. Hoewel men in
140