ie Luchtvaartregiment De brief van de C.-Lvd., dd. 22 april 1940, Sectie Lv., no. 307, die gericht was aan de vliegparkcommandant, was hem aanvankelijk niet bekend. Deze brief schijnt te zijn voorgelezen in een bijeenkomst van officieren, waar de C.-III-R.J. niet bij tegenwoordig was. Er moet echter worden aangenomen, dat de vliegparkcomman dant bij zijn bespreking met de B.C. met betrekking tot de in te nemen opstellingen de zakelijke inhoud van de brief ter sprake heeft gebracht. Immers, al liet de uit werking - zoals later zal blijken - het nodige te wensen over, toch kan worden ge steld dat de verdediging van het vliegpark Waalhaven in algemene zin overeen stemde met de door de C.-Lvd. gegeven richtlijnen. Ook de B.C. deelde later mede, dat de opstelling van 10 mei 1940 berustte op door hem ontvangen orders. Op 8 mei bezocht de Chef van de Staf van het Co.Lvd. het vliegpark, teneinde zich op de hoogte te stellen van de getroffen verdedigingsmaatregelen. In een bespre kingmet de vliegparkcommandant, deB.C.1, de C.-3eJa.V.A. en enige toegevoegde officieren, wees hij o.m. op de ernst van de toestand en gaf hij een uiteenzetting van de op 9 april door de Duitsers gevolgde tactiek bij hun luchtlandingen in Noor wegen. Dit bezoek had tot gevolg, dat nu met grote voortvarendheid aan de opstelling werd gewerkt. Wat de opstelling van de onderdelen betreft, blijkt dat i-III-R.J., die was gegroe peerd over een diepte van ongeveer 750 m, letterlijk en figuurlijk was samengeperst tussen de Waalhaven en de schutting, die de noordelijke begrenzing vormde van het vliegpark. Zicht op het vliegpark had men niet en van vuursteun aan de in de noordelijke rand van het landingsterrein opgestelde troepen zou derhalve geen sprake kunnen zijn. 3-III-R.J. was met haar drie secties - van noord naar zuid - in de diepte gegroe peerd en sloot de weg naar Rotterdam af. De meest noordelijke sectie bevond zich op plm. 2 km afstand van de hoofdingang van het vliegpark. Zoals reeds is vermeld, hadden vorengenoemde compagnieën tot taak het vlieg park naar buiten te beveiligen tegen aanslagen van kwaadwilligen. Vanuit de in genomen opstellingen kon deze taak echter onmogelijk naar behoren worden uitge voerd, omdat men de verdediging beperkte tot de hoofdtoegangswegen en andere mogelijkheden verwaarloosde. Voorts bleven als gevolg van deze groepering de oostelijke en de zuidelijke, alsmede een groot deel van de westelijke zijde van het vliegpark naar buiten onbeschermd. De vliegparkcommandant schijnt dit ook wel te hebben ingezien, want toen de commandanten van de langs de zuidelijke rand van het landingsterrein opgestelde onderdelen er hem op wezen, dat zij in de rug onvoldoende waren gedekt, vroeg hij 1 Tijdens deze bespreking is de B.C. weggeroepen in verband met een ongeluk, dat zijn luitenant adjudant was overkomen. 215

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 229