ie Luchtvaartregiment om een compagnie van het Etappen Bataljon Rotterdam, ter versterking van de vliegparkverdediging. Hij kreeg deze versterking echter niet. Het is bevreemdend dat de Chef van de Staf van het Go.Lvd. de groepering van de ie en de 3e Compagnie bij zijn bezoek op 8 mei niet heeft afgekeurd of heeft doen wijzigen. Het feit, dat de houten schutting, die het uitzicht van de ie Compagnie op het vliegpark belemmerde, niet mocht worden afgebroken, is blijkbaar wel be sproken, want nog vóór 10 mei verleende de C.-Lvd machtiging tot het slopen van deze schutting. Op de ochtend van 10 mei 1940 was men echter nog niet met het afbreken begonnen. Het is voorts aannemelijk dat de Chef van de Staf ten aanzien van de buitenverdediging van de onbeschermde oostelijke en zuidelijke zijde van het vliegpark heeft aangenomen, dat de aangevraagde compagnie alsnog zou worden toegewezen om daar te worden ingezet. De twee secties, die tezamen met de verbindingsafdeling de bataljonsreserve vorm den, stonden in de vroege morgen van 10 mei ongedekt opgesteld bij de ingang van het vliegpark. Omdat men vanuit de hier gevestigde bataljonscommandopost geen uitzicht had op het vliegpark en ook telefonische verbindingen ontbraken, was deze commandopost als zodanig waardeloos. De C.-M.C., die de oudste der kapiteins was, was aangewezen als opvolgend B.C. Hij diende zich bij alarm op te houden op de bataljonscommandopost, doch kon van hieruit geen leiding geven aan zijn compagnie. De overval en de verdediging Zoals reeds is vermeld, verplaatste de luitenant-adjudant van de vliegparkcomman- dant zich - bij de aanvang van het bombardement - met het personeel van de staf naar de oorlogscommandopost. Kort daarna vertrok ook de vliegparkcomman- dant per auto daarheen. Hij stelde onmiddellijk na aankomst de C.-Lvd. telefo nisch op de hoogte van de gebeurtenissen op het vliegpark, doch de verbinding werd plotseling verbroken. Intussen waren meer vijandelijke vliegtuigen - eveneens komende uit westelijke richting - verschenen boven het vliegpark. Zij bombardeerden en mitrailleerden de hangars, verschillende gebouwen bij de hoofdingang, de barakken, het terrein tussen het café 'Groot Rotterdam' en de Charloische Hoge Dijk (Schulpweg), als mede de zuidelijke oever van de Waalhaven. Omdat het merendeel der gebouwen van hout was opgetrokken, stonden deze al spoedig in brand, wat een enorme warmte- en rookontwikkeling ten gevolge had. Toen de luitenant-toegevoegd van de vliegparkcommandant waarnam dat de stallen, waarin de 34 treinpaarden van het bataljon zich bevonden, door het vuur werden bedreigd, verliet hij de commandopost teneinde de dieren in veiligheid te brengen. 217

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 231