ie Luchtvaartregiment onderbroken. Niettemin konden in de morgen van 12 mei zeven vliegtuigen ge- vechtsgereed worden gemeld. Uit het vorenstaande zou men de indruk kunnen krijgen dat op 11 mei geen op drachten werden verstrekt, omdat daarvoor geen vliegtuigen beschikbaar waren. Niets is echter minder waar. De toestand van het vliegend materieel was beslist gunstiger dan de rapporten willen doen geloven. Van de negen toestellen (nos. 705, 706, 708, 709, 711, 712, 713, 714 en 715), die op 10 mei waren ingezet, gingen er - zoals bekend is - twee (nos. 708 en 709) verloren. De toestand van de overige zeven was in de avond van 1 o mei als volgt a No. 705 was nog vlieggereedalleen de achtermitrailleur weigerde, b No. 706 was beschoten, maar keerde normaal terug. Het toestel was nogal zwaar beschadigd. c No. 711 werd op zijn eerste vlucht beschoten. Het moet echter een lichte be schadiging zijn geweest, want hij keerde normaal terug en maakte 's middags weer een tweede vlucht. d Voor no. 712 gold hetzelfde als voor no. 711. e De nos. 713 en 714 maakten twee vluchten en keerden van beide vluchten on beschadigd terug. f No. 715 had bij zijn eerste vlucht moeilijkheden bij de start, maar heeft die vlucht met succes voltooid, zodat het mankement van geringe betekenis moet zijn geweest. De conclusie moet dan ook zijn, dat er in de avond van de 10e mei tenminste nog vier vliegtuigen (nos. 711, 712, 713 en 714) gevechtsgereed waren en wellicht nog een vijfde (no. 705), om over no. 700, die niet gevlogen had, maar te zwijgen. In de morgen van 11 mei waren er dus voldoende vliegtuigen voor operationele op drachten aanwezig. Het niet verstrekken van opdrachten had derhalve een andere reden dan de toestand van het vliegend materieel. Hoewel hierover geen rapporten zijn bewaard gebleven, moet een aannemelijk reden te vinden zijn in de omstandig heid, dat de Strat.Ver.V.A. in de eerste plaats een verkenningsafdeling was. Aange nomen moet worden, dat het beslist in de bedoeling van de G.-Lvd. heeft gelegen de Strat.Ver.V.A. zo lang mogelijk ook als zodanig te gebruiken. Nog op 14 mei werden twee verkenningsvluchten gemaakt. Het noodgedwongen inzetten op 10 mei als bombardementseenheid is verklaar baar als een gevolg van de onoverzichtelijke massale landingen van vijandelijke valscherm- en luchtlandingstroepen. De opdracht was er ook in hoofdzaak op ge richt door de bombardementen verdere Duitse landingen te voorkomen. Op 11 mei is dit minder noodzakelijk, omdat Duitse landingen althans benoorden de grote 294

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 308