384 2e Luchtvaartregiment De beide vliegtuigen startten van een weilandje achter de hoeve 'Ypenburg' en be reikten het vliegpark Ruigenhoek, zonder tegenstand in de lucht te hebben ont moet. Gedurende de laatste 36 uur waren de te Rijswijk aanwezige onderdelen zodanig in aantal en soort toegenomen, dat de C.-IIe Verk.Gr. geen juist beeld meer had van de situatie ter plaatse. De onoverzichtelijkheid werd nog vergroot, doordat iedere onderdeelscommandant naar eigen inzicht allerlei veiligheidsmaatregelen nam. Hij wendde zich daarom tot het St.K.-Vg.H. en vernam, dat de G.-Ie Divisie de hoogst in rang zijnde commandant was. Toen kapitein Lambert zich daarop bij bedoelde D.C. meldde, deelde deze hem mee, dat het in zijn voornemen lag de C.-20 R.I. aan te wijzen als kantonnements- commandant en hem te belasten met het organiseren van de verdediging van de zuidrand van Rijswijk. Kapitein Lambert zelf kreeg van de D.C. tot taak om met daarvoor nog nader aan te wijzen troepen het vak Kleiweg - Hoornbrug te ver dedigen. Ingevolge opdracht van de C.-Lvd. escorteerden de pantserwagens 601 en 602 in de namiddag elf particuliere auto's van 's-Gravenhage naar Hoek van Holland. Zij keerden pas terug in de morgen van 14 mei. Wagen 608 begeleidde i-III-R.Gr. omstreeks 14.00 naar Delft en was nog dezelfde dag terug. Wagen 611 voerde op 11 en 12 mei plaatselijk enige bewakings- en pa- irouilleopdrachten uit. Bij de He Verk.Gr. en bij de beide pelotons pantserwagens bleef op 14 mei de toe stand vrijwel onveranderd. Het was de C.-IIe Verk.Gr. niet gelukt meer vlieg tuigen naar elders te laten overvliegen. Toen bekend werd, dat de wapens moesten worden neergelegd, verzamelden de beide commandanten hun onderdelen. Korte nabeschouwing De herovering van Ypenburg in de middag van 10 mei was zonder twijfel een be langrijk wapenfeit. De voldoening hierover werd getemperd door een gevoel van teleurstelling, omdat duidelijk was gebleken dat de vliegparkverdediging in de vroege morgen van diezelfde dag in menig opzicht niet had voldaan. Op enkele oorzaken van het niet goed functioneren van de verdediging werd hier voor reeds gewezen, nl. een buitenverdediging, die te ver van het vliegpark en over een te grote afstand te verspreid was opgesteld; het ontbreken van gevechtsdek kingen ten behoeve van de reserve en de primitieve staat, waarin de wèl aan wezige gevechtsdekkingen verkeerden (o.m. die bij het hoofdgebouw). Als verdere oorzaken kunnen worden genoemd de onvoldoende geoefendheid van het personeel van het bewakingsbataljon, het demoraliserende effect van de on verwachte luchtaanval en van de luchtlandingen, alsmede de weinig krachtige

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 400