386
2e Luchtvaartregiment
Nog voor de aanval goed kon worden ingezet, stortten de ter bescherming van de
bommenwerpers aanwezige jachtvliegtuigen van het type Me 110 zich als havik
en op de D XXI'n. Het patrouilleverband ging toen al spoedig verloren en de Ne
derlandse jachtvliegers stelden zich in afzonderlijke luchtgevechten moedig teweer
tegen hun talrijke belagers.
Van de grond afgezien, was het een adembenemend schouwspel: gebruikmakend
van de grote stijgsnelheid en grote wendbaarheid van de D XXI, tolden onze
jachtvliegers 'als woedende horzels' rond de snellere, doch minder wendbare Me's
no. Het loeiend geronk der motoren werd herhaaldelijk overstemd door het ge
roffel van de vliegtuigmitrailleurs en de doffe klappen van de 20 mm vuurmonden
der Duitse toestellen. Het aantal tegenstanders was echter te talrijk en het vijande
lijk vuuroverwicht was te groot, zodat de Nederlandse toestellen spoedig genood
zaakt waren één voor één het toneel van de strijd te verlaten.
De afdelingscommandant, eerste-luitenant-vlieger P.J.B. Ruys de Perez (no. 222),
viel onmiddellijk de Duitse bommenwerpers aan, maar kon zijn aanval niet door
zetten, omdat de laadinrichting van zijn mitrailleurs niet werkte, waardoor hij geen
enkel schot kon lossen. Hij gaf daarom het commando over zijn patrouille over aan
zijn nummer 2, reserve sergeant-vlieger G.K.P. Kiel (no. 216), die hij ter camou
flage met zijn vliegtuig bleef dekken. Na enige tijd verloor hij de no. 2i6uit het oog,
waarna hij westwaarts vloog om een landingsterrein te zoeken. Boven het West-
land vliegend, werd hij zelf aangevallen. Hierbij werd hij door de bovenarm ge
schoten, wat hem dwong tot een noodlanding. Hij slaagde er in zijn toestel om
streeks 4.35 even buiten het dorp Monster op een klein weiland aan de grond te
zetten, waarbij het onherstelbaar werd beschadigd.
De sergeant Kiel (no. 216), die het commando over de patrouille had overgenomen,
had eveneens direct na de start de Duitse bommenwerpers aangevallen. Nadat hij
het contact met de no. 222 had verloren, schoot hij bij 's-Gravenhage een Junkers-
Ju 52 neer. Wegens munitiegebrek en een nagenoeg lege benzinetank moest hij om
streeks 5.15 landen op het vliegpark Ruigenhoek. Hij kon hier zijn munitievoorraad
aanvullen en benzine innemen, maar er was geen samengeperste lucht voorradig1.
Daarom startte hij weer om te trachten dit op een ander vliegpark te halen.
Ter hoogte van het vliegveld Valkenburg gekomen, werd hij aangevallen door vijf
Me's 110. Het luchtgevecht dat hierna ontstond was tamelijk eenzijdig, omdat
sergeant Kiel niet in staat was partij te geven. Hij raakte zodanig gewond, dat hij
de macht over zijn toestel verloor. Het stuurloze vliegtuig sloeg even daarna langs
1 Voor het automatisch laden en herladen, hetgeen pneumatisch geschiedde, waren in elke Fokker-D
XXI twee flessen met samengeperste lucht aanwezig, die werden gevuld uit cylinders met samen
geperste lucht op het vliegpark. Op dat tijdstip waren deze cylinders op Ruigenhoek niet aanwezig;
zij zijn later op de dag in Haarlem aangeschaft.