5*5
De vliegscholen
de voormalige commandant van het vliegpark Souburg, en stelde zich met zijn de
tachement onder diens bevelen.
Intussen werd kapitein Berdenis van Berlekom op 16 mei omstreeks het middaguur
uit Londen opgebeld door luitenant-kolonel-waarnemer J.G.W. Zegers. Deze gaf
hem en de beide officieren, die zich de vorige dag uit Rotterdam bij hem hadden
vervoegd, opdracht zich naar Parijs te begeven en vervolgens naar Londen, waar
zij zich ter beschikking van de regering dienden te stellen.
Om 15.00 bereikten uit Zierikzee zeer deprimerende berichten het Commando
Zeeland. Eigen infanterie zou bij de nadering van de vijand op St. Philipsland met
witte vlaggen hebben gezwaaid. Kapitein Berdenis van Berlekom trachtte daarop
verbinding te krijgen met luitenant Holtz te Zierikzee, die echter niet meer te be
reiken was.
Toen het de drie luchtvaartofficieren omstreeks 17.00 bleek, dat hun langer verblij f
op het Commando Zeeland geen zin meer had, vertrokken zij naarVlissingen.
Tezamen met enige infanterie werden zij van hieruit per vissersvaartuig overge
bracht naar Breskens. Zij zetten de tocht per auto voort naar Duinkerken en meld
den zich daar bij de commanderende admiraal.
In de morgen van 17 mei zetten zij per trein de reis voort naar Parijs, waar zij zich
omstreeks 18.00 meldden op de Nederlandse ambassade. Hier hadden zij o.m. een
onderhoud met Z.K.H. Prins Bernhard, die bevestigde dat zij naar Londen dien
den te gaan.
Nadat zij op 18 mei rapport hadden uitgebracht bij de militair attaché, luitenant
kolonel D. van Voorst Evekink, stelde deze de drie officieren de voor hun reis naar
Londen benodigde officiële bescheiden ter hand.
Op 19 mei ging de reis per trein naar Le Havre, waar zij omstreeks 23.00 arriveer
den. De volgende dag trachtten zij scheepsgelegenheid naar Engeland te vinden,
doch het bleek dat de havenuitgang was geblokkeerd door magnetische mijnen.
Britse officieren gaven het drietal de raad, het meer naar het zuiden te beproeven.
Op 21 mei gelukte het hun een plaats te verkrijgen in de auto van het lid van de
Tweede Kamer Schaepman, die eveneens op zoek was naar scheepsgelegenheid.
Om 17.00 vertrok het gezelschap in de richting van Bordeaux. De wegen waren vol
Belgische en Franse vluchtelingen. Het oversteken van de Seine met het veer te
Caudebec veroorzaakte veel oponthoud en pas tegen 21.00 was deze rivier gepas
seerd.
De verdere tocht leidde over Tours naar Amboise, welke stad de volgende morgen
om 7.00 werd bereikt. Op 23 mei arriveerde het groepje 's avonds om 19.00 einde
lijk te Bordeaux. Toen ook hier geen scheepsgelegenheid werd gevonden, vertrok
ken de vier Nederlanders - nu voorzien van een introductie van een invloedrijke
relatie - naar het 200 km noordwaarts gelegen kuststadje Tonnay aan de Charente