Algemene oriëntering
HOOFDSTUK I
a De organisatie van de luchtverdediging en de bevelsbevoegd
heden van de Commandant Luchtverdediging op 10 mei 1940
(zie de bijlage no. 1)
De herbewapening, die in Duitsland na 1933 openlijk plaats vond en de agressieve
politiek, die de regering van dat land voerde, bewoog de Nederlandse regering er
toe om tussen 1936 en 1940 verschillende maatregelen te nemen. In 1935 vormde de
Minister van Defensie een defensiefonds van 31 millioen gulden, dat bestemd was
voor de Koninklijke Landmacht1.
Op 21 februari 1938 kwam een wijziging van de Dienstplichtwet tot stand, die op
5 maart 1938 van kracht werd en waarbij de duur van de eerste oefentijd voor de
onberedenen (niet kader-adspiranten) werd verlengd van 5tot 11 maanden,
waardoor de tweede (grens-) bataljons konden worden gevormd bij elk van de regi
menten infanterie en bij het Regiment wielrijders. De eerste oefening voor de
dienstplichtigen van de luchtvaartdienst bleef gehandhaafd op 12 maanden.
Op 1 november 1938 werd de Luchtvaartafdeling gereorganiseerd in een Lucht
vaar tbrigade van drie regimenten luchtvaarttroepen, terwijl kort tevoren het Regi
ment genietroepen was uitgegroeid tot een Brigade genietroepen van drie regimen
ten 1 oktober 1938) en het Korps luchtdoelartillerie tot een Brigade luchtdoelar
tillerie van twee regimenten (20 juni 1938)
Daarnaast vonden nog meer reorganisaties plaats, die o.m. mogelijk waren gewor
den door de vergroting van het contingent dienstplichtigen, dat voor eerste oefening
1 Wet van 27 maart 1936, Staatsblad no. 500.
50