66 Algemene oriëntering de, automatisch schietende 2 cm Solothurn-kanon. Dit was een overblijfsel van het idee van luchtkruiser, waarvoor een sterke frontbewapening was vereist. Het kanon werd bediend door de officier-waarnemer, die optrad als commandant van het vliegtuig en die tevens de bommenrichtkijker hanteerde. De romp eindigde in een draaibare, kegelvormige doorzichtige koepel, waarin de achtermitrailleur was ge monteerd, die door de staartschutter werd bediend. Een door de tweede bestuurder van het vliegtuig te bedienen mitrailleur bestreek het luchtruim boven het vliegtuig in achterwaartse richting, terwijl de radio-telegrafist een mitrailleur moest bedienen, die met zijn vuur de onderzijde van het vliegtuig kon beschermen. De bommen wer den geborgen in een bommenruimte, die door twee luiken werd afgesloten. De rekken, ontworpen om in de bommenruimte te worden gemonteerd, verkeerden op 10 mei 1940 nog steeds in het stadium van beproeving. Dit was de reden, dat op die datum slechts twee T V vliegtuigen met deze rekken waren uitgerust en dus in feite gereed waren voor hun taak als middelbare bommenwerper. De Fokker-D XXI Het in 1938 ter beschikking gekomen Fokker-D XXI vliegtuig was de eerste militai re laagdekker, die door Fokker werd uitgebracht. Het vliegtuig was uitgerust met vier voormitrailleurs M.36, die paarsgewijs links en rechts in de vleugel waren ge monteerd, waardoor voor het eerst - althans voor de buitenste twee - het schootsveld buiten het schroefvlak lag. Met zijn niet-intrekbaar landingsgestel was het vliegtuig zeker niet modern te noe men. Mede door dat landingsgestel schoot het ook in snelheid tekort. Ondanks zijn mindere snelheid, heeft de D XXI zich tijdens de gevechtsdagen door zijn grote wendbaarheid echter goed kunnen handhaven. De Fokker-G I De G I was het modernste jachtvliegtuig, waarover de Militaire Fuchtvaart in mei 1940 de beschikking had. Het was een type tweemotorig jachtvliegtuig, dat met de naam 'jachtkruiser' werd aangeduid. Hiermee werd aangegeven, dat het vliegtuig in de eerste plaats geschikt was om als jachtvliegtuig te dienen, terwijl het - indien gebruikt voor bewakingsdoeleinden - een redelijke tijd boven het te beschermen ob ject kon kruisen. In de naamjachtkruiser zijn de beide karakteristieke eigenschap pen van het vliegtuig gecombineerd. De korte romp met de beide staartliggers gaf het vliegtuig een typisch silhouet in de lucht. Bewapend met acht voormitrailleurs M.36, die in de neus van de romp waren gemonteerd, was de G I - mede door zijn snelheid - een geducht wapen. De staart van de romp werd gevormd door een zelfde draaibare en doorzichtige puntkoepel

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 80