67
Algemene oriëntering
als bij de T V. Met de achtermitrailleur moest de staartschutter de piloot beveiligen
tegen aanvallen in de rug.
Toen op 29 augustus 1939 de algemene mobilisatie werd afgekondigd, liep bij Fokker
een Finse bestelling voor zesentwintig G I vliegtuigen. Deze vliegtuigen, waarop
door de regering een uitvoerverbod was gelegd, werden in april 1940 door het Mi
nisterie van Defensie aangekocht. De 'Nederlandse' G I was uitgerust met Bristol
'Mercury'-motoren, de in april 1940 aangekochte 'Finse' vliegtuigen waren iets kor
ter, hadden een iets kleinere spanwijdte en waren voorzien van de minder krachtige
Pratt Whitney 'Twin Wasp'-motoren. Beide typen werden van elkaar onderschei
den door te spreken van de 'G I Mercury' en van de 'G I Wasp'.
Het lag in de bedoeling deze 'G I Wasp'-vliegtuigen bij de Jachtgroep van het Veld
leger in te delen, zodra de voor deze vliegtuigen in België bestelde mitrailleurs zou
den zijn ontvangen en ingebouwd. Toen deze bewapening eindelijk werd geleverd,
was het echter te laat. Slechts drie Wasp's met een vóórbewapening van vier mitrail
leurs zijn nog op tijd gereed gekomen en hebben op het laatste ogenblik nog aan de
strijd kunnen deelnemen.
De Douglas-8A 3N (Northrop-85)
De Douglas-8A 3N (Northrop-85) - uitgerust met een Pratt Whitney 'Twin Wasp'-
motor van 1065 pk was tijdens de mobilisatie uit Amerika aangekomen. Tussen
november 1939 en maart 1940 was met zeer veel moeite van deze vliegtuigen een af
deling gevormd (en uitgerust) en was het hiervoor nodige personeel geoefend.
Het vliegtuig was ontworpen als 'attack bomber' (men sprak hier te lande van slag
vliegtuig) voor het in scheervlucht aanvallen van bewegende doelen op de grond.
Het kon tevens normale bombardementen van grote hoogten uitvoeren. Voor eerst
genoemde taak beschikte het over vier vleugelmitrailleurs (M.36-II, elk met een
vuursnelheid van 1 450 schoten per minuut) en eventueel over 20 parachutebom-
men van plm. 13 kg. Dit waren de z.g. inwendige bommen, die in serie, dan wel bom
voor bom door de vlieger of de waarnemer konden worden afgeworpen, waarna zij
op enkele meters boven de grond ontploften. Deze bommen waren echter nog niet
beschikbaar.
Voor bombardementsopdrachten kon het vliegtuig worden voorzien van twee
bommen van 200 (zonodig 300) kg, of vier van 100 kg, dan wel acht van 50 kg.
Deze bommen, de z.g. uitwendige bommen, werden aan weerszijden van de romp
onder de vleugels opgehangen.
Met de Douglas-8A 3N deed voor het eerst een geheel metalen vliegtuig zijn intrede
in de Militaire Luchtvaart. Het was voorzien van een intrekbaar landingsgestel en
bezat zeer effectieve remklappen.
Het grote tekort aan jachtvliegtuigen, alsmede het feit dat voor het Douglas-vlieg-