79 Algemene oriëntering oefend soldaat, bleef het richten toch zeer moeilijk. Weersomstandigheden (wind, regen en bewolking) en bijgeluiden hadden een sterke invloed op de werkingssfeer van het toestel. Ook de aanwezigheid van een groot aantal vliegtuigen in de lucht bemoeilijkte het richten ten zeerste. Daar het geluid zich voortplant met een betrekkelijk geringe snelheid (333 m per se conde) en voorts het overbrengen van de richting-gegevens van het luistertoestel naar het 'verkennend 'zoeklicht, alsmede het instellen van dit zoeklicht enige tijd vergden, moesten de gegevens van het luistertoestel eerst worden gecorrigeerd, wat geschiedde met behulp van een correctieapparaat. Bovendien werd getracht de vijandelijke vliegtuigen visueel op te sporen met behulp van een nachtkijker. Daartoe beschikte elke sectie- en zoeklichtcommandant over een nachtkijker van grote helderheid, terwijl bij het 'verkennend' zoeklicht van elke sectie tevens een statiefkijker aanwezig was. De visuele opsporingsmethode had ten aanzien van vliegtuigen, die niet hoger vlogen dan 1500 m, dikwijls meer succes dan de detectie door middel van het geluid. In 1940 was de snelheid van de moderne vliegtuigen reeds zo groot, dat de bestaande luistertoestellen als opsporingsmiddel van vliegtuigen weinig waarde meer hadden. Plaatsbepaling met behulp van radar was nog niet mogelijk, hoewel voornoemde commissie bezig was met onderzoekingen in deze richting en gereed was gekomen met twee exemplaren van een prototype. Het betrof hier een toestel1 met een wer kingssfeer van voorlopig nog slechts 15 km, waarmee de luchtwachtposten en later ook de luchtdoelartillerie zouden worden uitgerust. Hiertoe waren onderhandelin gen gaande over de aanmaak van voorlopig 200 stuks. De mogelijkheden van radar waren bij de ingewijden volkomen en in al hun aspecten bekend, niet alleen betref fende de opsporingsmogelijkheden, maar óók t.a.v. de nauwkeurige plaatsbepaling. Het gebruik van radar bij de luchtdoelartillerie werd vooral nagestreefd, omdat de afstandmetingen hiermede veel nauwkeuriger konden plaats vinden dan met de optische instrumenten. Het fabriceren en in gebruik nemen van de desbetreffende apparaten zou vanzelf sprekend nog geruime tijd in beslag nemen. Het gebruik van radar bij de luchtdoel artillerie was in de mobilisatie dan ook nog steeds toekomstmuziek. De plannen konden beslist niet vóór het jaar 1941 worden gerealiseerd. De Duitse inval in mei 1940 heeft voorgoed een einde gemaakt aan de verwachtingen2. 1 Jhr. ir. J.L.W.C. von Weiier van eerder genoemde commissie was de geestelijke vader en con structeur van dit Nederlandse radarapparaat. 2 Na de Duitse inval zijn de twee genoemde toestellen nog naar Engeland vervoerd en Jhr. ir. J.L.W.C. von Weiier slaagde erin met de tekeningen naar Engeland te ontkomen. De overige ap paratuur is tijdig op de Waalsdorpervlakte verbrand. De Nederlandse vinding week niet veel van de Engelse af, was zelfs op enkele punten beter (o.a. Nederlandse enkele antenne tegenover het Engelse dubbelantennesysteem)

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

NIMH | 1970 | | pagina 93