MIJMERINGEN
VAN EEN TOEZICHTHOUDER
Onder bovenstaande titel zult u voortaan artikelen aan
treffen in de „Nieuwsbrief" die gaan over de Militaire
Luchtvaart van het Koninklijk Nederlands-Indische
Leger ML-KNIL). De stukjes behelzen persoonlijke
herinneringen van één onzer donateurs die overigens
voorlopig graag anoniem wil blijven. Zijn bijdragen
zullen daarom zijn ondertekend met het pseudoniem
„Eduard". De redactie is uiteraard gelukkig met weer
een „vaste medewerker" aan de „N ieuwsbrief". De vele
oproepen om kopij beginnen resultaat te krijgen. Na
lezing van de eerste bijdragen van „Eduard" zijn wij
ervan overtuigd dat deze persoonlijke herinneringen
uit een belangrijke periode van het Nederlandse mili
taire luchtvaartverleden waardevolle bijdragen zullen
vormen in komende „Nieuwsbrieven". Red.).
Nooit vliegen als je boos bent
Het was nog vroeg en er waren nog geen bezoekers in
de „Generaal Snijdershal". Rondlopend kwam ik bij de
Auster en keek nog eens naar de twee stoeltjes naast
elkaar. Ik vroeg me af of je als vlieger wel voldoende
zicht naar rechts had als je alleen vloog. In onze Piper
Cubs vroeger bij de ML-KNIL zat je achter elkaar; het
kistje was dus slanker en je had naar beide zijden een
goed uitzicht. Plotseling schoot me weereen voorval te
binnen.
Onze PVA Photo Verkennings Afdeling op Tjililitan
had de dagelijkse taak met een Piper de meteo-berich-
ten van Kemajoran het burgervliegveld op te halen.
Heen en terug was het maar 35 minuten vliegen.
Toen het weer eens een keer mijn beurt was, parkeer
de ik als gewoonlijk m'n Piper vlak voor het meteoge-
ouwtje, ging naar binnen en liet me de weatherfore-
cast nog eens goed uitleggen. Na een kop koffie pakte
ik m'n spullen bij elkaar en stelde de bekende vraag
„Wie gaat er vandaag even aan m'n prop hangen
het via een flinke ruk aan de propellor aanslaan van
de motor).
Geen antwoordeen vreemde stilte. Ik herhaal
de m'n vraag nog eens en voegde toe „Wie wil er zo
vriendelijk zijn
Wat aarzelend begon eréén uitleg te geven dat het hen
vanaf vandéég verboden was „aan de prop te hangen"
omdat het voor niet-deskundigen te gevaarlijk achtte.
Er waren ook enkele burgers onder het personeel die
aan ons, militairen, „geen boodschap hadden". Ik
vroeg me af „wat nu". Ik kreeg ook het onaangename
gevoel dat het, gezien het nogal opvallende gedrag
van de aanwezigen, meerals grap bedoeld was. Moest
ik elders op het vliegveld assistentie gaan vragen
Een lachend gezicht voor het raam deed me beseffen
dat het geheel opzet was. Ik beging de fout me kwaad
te maken. „Zonder voorafgaande waarschuwing aan
Litan onze afkorting voor Tjililitan vind ik dit een rot
streek", en liep kwaad het gebouwtje uit.
Naar m'n Piper lopende voelde ik diverse ogen in m'n
rug priemen. Ik verbeeldde me zelfs dat er op de toren
een persoon met een verrekijker stond te kijken. Al
langzamer lopende begon ik na te denkengeen
blokken voor de wielen, geen te blokkeren remmen
dat kon je alleen maar als je je voeten op het voeten-
stuur had hoe ver moest ik m'n gashandle naar voren
zetten meestal zette je het handle wat ver naar vo
ren en als de motor pakte trok je hem snel terug naar
ralentie). Zou ik nog teruggaan en de heren beleefd
vragen om me te helpen Ze konden allemaal barsten,
ik was nog jong en ik zou ze wel even wat laten zien.
Resoluutzette ik hetgashandletje naar voren, zette het
contact aan en liep naar de prop. Voorzichtig draaide ik
de prop een tweetal keren rond, pakte met twee han
den het bovenste propblad vast, deed een schietge
bedje en rukte de prop met kracht aan. De nog niet ge
heel afgekoelde motor pakte meteen. Met een verdub
belde hartslag maakte ik een sprong opzij, dook onder
de vleugelstijlen door, draaide me om naar de al weg
rollende Piper, maakte een soort snoekduik in het
cockpitje en trok het gashandle terug. Toen het kistje
weer stilstond, stapte ik zo onverschillig mogelijk in,
morrelde wat links en rechts, stak m'n hand op naar de
vele lachende gezichten en rolde naar het begin van
de startbaan. Ik moest me nu gaan afreageren. Nog op
lage hoogte, buiten het gezichtsveld van de tower, liet
ik me beneden boomtophoogte zakken voor een par
tijtje laagvliegen. Je moest je dan goed concentreren
en was dit goed om de schrik te vergeten. De tussen de
bomen gelegen sawah's rijstvelden lagen er vredig
bij.
In de buurt van Litan komende moest ik zorgen op
hoogte downwind binnen te vliegen, anders kreeg ik
daarook nog een hoopgedonderen dat konerdiedag
niet meer af. Schuin voor mij was een bomen partij waar
ik omheen moest draaien, flink optrekken en dan
downwind binnenvliegen. Ik trok iets op, zette het Pi-
pertje op z'n kant, waarbij de vleugeltip een drietal
meters boven de sawah gierde, schopte het kistje weer
recht en trok de stuurknuppel in m'n buik. Wie er har
der geschrokken is weet ik niet meer, maar op het mo
ment van optrekken zag ik op een tiental meters voor
mij, door de draaiende propeller heen, het verschrikte
gezicht van een Javaanse tani boer) op z'n fiets. Ik
Piper Cub van de voormalige Militaire Luchtvaart van het Koninklijk
Nederlands-Indisch Leger