neel ingezet. In groepjes, begeleid door een B-25, werden ze begin 1946 naar Java overgevlogen. Op Li- tan werd met hen het 121 Qquadron geformeerd, later evolgd door het 122 Squadron. Uiteindelijk zouden ze ook bij het 120 Squadron de P - 40 Kittyhawks gaan vervangen. Nog vele jachtvliegers moesten zich op dit voor hen nieuwe toestel gaan bekwamen. Het was toen nog niet de tijd van de 2-zits jagertrainers. Iedere jachtvlieger moest dan ook terdege z'n cockpitdrill erin stampen, wat droogvliegen en van de instructeurs of collega's vernemen wat de vliegeigenschappen van het beestje waren. Daarna werden er wat valse afgebroken starts gemaakt met name om het zogenaamde motorkoppel aan te voelen. Bij volgas gaat het toestel in de start naar links trekken en als het ware om zijn zware motor met propellor heen draaien. Om de druk op het voetenstuur te verlichten had het vliegtuig aan z'n staartvlak een trimvlak zitten dat je echt moest gebruiken omdat je het anders moeilijk met voetenstuuralleen kon redden. De eerste starts op deze nieuwe kist waren dan ook altijd an spannende aangelegenheid. Op een dag hadden we geen dienst, maar mochten vanwege de veiligheid de basis niet af en verveelden ons dus. We liepen dan maar weer eens naar de start baan om, heerlijk in het gras liggende, naar het landen en starten van vliegtuigen te kijken. Bij de slagboom bij de weg over de startbaan naar de hangar van het 18e Squadron stond in die tijd nog een Japanse wacht. Hij had inmiddels afgeleerd dat je voor elk landend en startend vliegtuig in de houding moest springen en deed het dus nog maar voor de mensen en auto's die de baan overstaken. Vanachter de bomen kwam een Mustang de baan op rollen en zigzagde naar het einde van de baan. Over de lange neus en door de achterover hellende stand van het vliegtuig had de piloot vrijwel geen zicht naar voren en moest zodoende dan weer links en dan weer rechts t z'n cockpit kijken. In de oorlog deden de Duitse jachtvliegers dat dikwijls anders; die zetten een mon teur op de vleugel die dan meereed en aanwijzingen gafDe P - 51 draaide zich aan het einde van de baan om met z'n neus in de wind, al was er toen op dat moment weinig wind. Het toestel bleef lang staan, het geen de indruk gaf dat de vlieger z'n tijd nam en dus mogelijk nog wat onervaren was. Eindelijk ging het gashandle naar voren, begon de motor te brullen, gingen de remmen los en begon het toestel al harder en harder te rollen. Wat rukkerig schopte de vlieger z'n kist iedere keer recht in de baan en had achteraf be zien toen z'n start moeten afbreken. Eenmaal los werden de wielen snel ingetrokken en had het vliegtuig z'n sierlijke aërodynamische vorm ge kregen. Nauwelijks los van de grond begon het toestel al over te hellen en zat even later al naast de baan en vloog .recht op de verkeerstoren af. Wat er toen in 5 toweroperator omging, hoorden we pas later. In- rhiddels waren wij uit het gras opgesprongen, want hier ging kennelijk iets fout. Al verder overhellende vloog het toestel rakelings langs de toren, verdween achter de bomen en even later hoorden we een zware dreun. Omdat ons benzinedepot met tankwagens zich achter de bomen en de toren bevond, verwachtten we elk moment een gigantische vuurzuil en daverende ont ploffingen maar er gebeurde niets. We renden metz'n allen langs de baan om te kijken. De sirene van de ambulance hoorden wij achter de bo men richting ziekenzaaltje. De brandweer maakte ook de nodige herrie. Het was een ongelooflijk gezicht. Tussen en naast de benzinevaten lagen de brokstukken van wat eens een Mustang was. De zware motor had zich in de grond ge boord, maar het vrijwel intakt zijnde cockpitgedeelte lag een eind verder in het gras. Het voor en achter de piloot afgebroken rompdeel met de cockpit was als een ton gaan rollen. De piloot, vastgebonden aan z'n stoel en zittende op z'n parachute, had een mooi cir cusnummer verricht, maar zat inmiddels met wat bui len en schrammen en wat wazig kijkende in hetzieken- zaaltje. Hij mankeerde verder niets. Op het slagveld lag het staartvlak met het trimvlakje de verkeerde kant op In de toch al zeer beperkte cock pitruimte van een jager is er naast een hand aan de knuppel maar weinig bewegingsvrijheid voor je vrije hand. Naast "vingerwerk" en draaibewegingen "uit de pols" kan je je hand feitelijk alleen nog maar naar vo ren en achteren bewegen. Je moet dan wel goed weten of zo'n handbeweging mogelijk het toestel naar links of rechts kan doen bewegen en ja een mens onder hoogspanning kan dan wel eens een gedachtenfoutje maken. In dit geval was het toestel echter "total loss". Als je het geluk hebt gehad "het er levend te hebben af gebracht", dan volgt er na alle ellende en wroeging nog een tweede dreun"een flinke douw"! Het ergste voor een jachtvlieger in zo'n geval is "overplaat sing naareen twee-motorige kist". Jebentals brokken maker weer mogelijk een hele tijd 2e piloot omdat ze je voor geen bal vertrouwen. Na een ontnuchteringsperi ode kom je er dan ineens achter dat je op die ver vloekte twee-motorige wel veel meer vlieguren maakt. Is dat een straf Eduard.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1986 | | pagina 5