besloot Frankrijk uit de militaire organisatie van de NAVO te
doen treden. De NAVO werd hiermee een ernstige klap toe
gebracht, Amerikanen moesten uit Frankrijk weg, het
hoofdkwartier dat juist was gereed gekomen moest wor
den verlaten en werd naar Brussel overgebracht en Fran
se officieren vertrokken uit de diverse staven, of bleven
hooguit achter als waarnemer. Ook het Atlantic project ver
anderde van karakterhet was in feite geen NATO-project
meer en werd niet eens bij deze scheiding als zodanig door
de NAVO-jeiding bedongen, met als gevolg, dat de Franse
stem steeds luider ging klinken, hoewel aan de organisatie
van het Atlantic project met steering committee enz. niet
zoveel veranderde.
En die stem klonk heel luid, toen in october 1967 Hr. Ms.
Karei Doorman door brand werd geteisterd en het luchtpo-
tentieel, dat dit vliegkampschip leverde zou worden ver
vangen door maritieme patrouille vliegtuigen. Dat was al
besloten in de defensienota 1968, omdat daarin werd aan
gegeven, dat het schip in begin 1970 uit dienst zou gaan,
maar niet door een vliegkampschip zou worden vervangen.
De marineleiding besloot tot een inschrijving, waarbij voor
op stond, dat de leemte die er voor de vloot was ontstaan,
zo spoedig mogelijk moest worden opgevuld. Er ontston
den twee kampen, één dat het vanzelfsprekend vond, dat
de Atlantic zou worden gekozen, het ander dat de Lock
heed P-3B Orion prefereerde. Die keuze voortkomend uit
de MLD zelf, was gestoeld op het feit, dat de MLD al jaren
goede zaken met de Amerikanen had gedaan, de taal geen
barrière was en de Amerikanen "als grote broer", bij voort-
duur modernisaties toepastert, waarvan de MLD kon profi
teren.
Gemoederen laaiden hoog op, politici en technici spraken
zich uit alsof zij jarenlang in het maritieme patrouille'bedrijf
hadden gevlogen. Manco's van de Atlantic werden opge
blazen, die van de Orion weggewuifd, vice verso. Brieven
werden aan kamerleden gezonden met pro's en con's.
In juni 1968 kwam de staatscommissie voor defensie bij el
kaar aan wie een duidelijke onopgesmukte presentatie van
beide vliegtuigen werd gegeven. Daarbij kwam naar voren
dat de Atlantic heel goed te vergelijken was met de Orion
P-3B. (de lezer mag hier de P-3B niet verwarren met de
P-3C Mod TWO, die momenteel bij de MLD in dienst
is).
De P- 3B was toen een nieuw platform voor apparatuur, die
voornamelijk in de Neptune in gebruik was. In dat opzicht
bood de Atlantic wat geavanceerder middelen, maar kon
als nadeel hebben, dat het toestel "slechts" twee motoren
had. Maar de Atlantic had het voordeel als echt maritiem
patrouille vliegtuig te zijn ontworpen, hetgeen het vliegtuig
handzamer maakte voor zijn taak, terwijl de Orion, voortge
komen uit de Electra met zijn nogal stijve vleugel zich stug
ger in remous op lage hoogte, waarop veelal moest wor
den gevlogen, gedroeg. En voor wat betreft de toekomst
zag men in die tijd die voor de Atlantic rooskleurig in, daar
toen al aan modernisatie werd gedacht (de z.g. Atlantic Mk
II, evenals de P-3C gecomputeriseerd).
Na langdurig kabinetsberaad en ondanks het feit, dat de
Marine haar voorkeur gaf voor de Orion werd besloten tot
de aankoop van 9 Atlantics, vooral omdat daarmee de Eu
ropese samenwerking, niet alleen op politiek, maar ook op
industrieel gebied kon worden gestimuleerd.
In de MLD liepen pessimisten en optimisten rond, maar ook
kat-uit-de-boom-kijkers. De pessimisten pruilden, de opti
misten voelden zich veelal terug in de sfeer van de MLD in
de Oost, waarvan het motto was "we fixen het wel", en de
rest ging gedwee verder.
Na de keuze moest menige berg worden verzet. De Fran
se Marine zegde toe een 4-tal Atlantics ter beschikking te
zullen stellen, hetgeen overigens een idee was van de U.S.-
NAVY. De stapels handboeken, die in Frankrijk vertaald
zouden worden kregen niet de toegezegde aandacht met
gevolg, dat frans sprekenden met technische kennis ploe
terden om de bemanning van 321 squadron wegwijs te
maken.
Technici en vliegtuigbemanningen werden naar Frankrijk
gestuurd, of naar Duitsland, ook om er op de simulators
te oefenen.
De Nederlandse inbreng in de diverse organisaties, zoals
o.m. het CIGMA groeide. En wat ook groeide was het aan
tal marinemannen, dat Frans leerde!
De Nederlandse beslissing om de Atlantic aan te schaffen
bracht ook een Italiaanse bestelling.
Juist nadat bij ons de beslissing was genomen dienden
zich corrosieproblemen aan bij Duitse toestellen, die na
een intensief onderzoek en met verhoging van kosten wer
den overwonnen.
Op 16 juli 1969 kreeg 321 squadron zijn eerste Atlantic. Het
vertrouwen in de Atlantic groeide naarmate het squadron
op sterkte kwam en steeds hoger "scoorde" bij interna
tionale oefeningen.
De laatste vlucht met een KM-Atlantic was juist vóór de
jaarwisseling 1984-'85. De betrekkelijke rust die dit toestel
in dienst bij onze Marine genoot, werd helaas wreed ve
stoord door het verloren gaan van een toestel in 197o,
1979 en in 1981. Bij het laatste ongeval verloren drie leden
van de bemanning het leven. De Atlantics werden meteen
De eerste Nederlandse ATLANTIC werd de '250
deze was oorspronkelijk voor de Franse manne bestemd