opereerde vanaf de vliegbasis Twenthe, en had
tot taak de piloten om te scholen en vertrouwd
te maken met het nieuwe vliegtuig en haar
systemen. Als na een aantal jaren de nadruk
steeds meer komt te liggen op training en
bijscholing van piloten, wordt besloten de
OCU in twee kleinere en meer doelgerichte
eenheden op te splitsen. Op Leeuwarden kwam
vervolgens de TCA vlucht, en op Volkel de CAV
vlucht tot stand. De TCA (Transitie en Conver
sie Afdeling) moesten de vliegers voor 322- en
323-squadron omscholen, en de nadruk in het
programma lag op de All Weather Air Defence
training. Dit in tegenstelling tot de CAV
(Conversie Afdeling Volkel), die naast omscho
ling voor 311- en 312-squadron meer de All
Weather Strike/Attack taak oefende. In het
kader van het Mutual Defence Assistance
Program van de Verenigde Staten ontving
Nederland 25 Starfighters. Deze waren afkom
stig van de Zuidgroep en werden geassem
bleerd door Fiat te Turijn. De registratienum
mers van deze honderdviers beginnen met de
D-6652 en lopen afwisselend door tot en met
de D-6700. Het leeuwendeel van de KLu
Starfighters is geproduceerd door de Noord-
groep met Fokker aan het hoofd. De registra
tienummers van deze toestellen lopen afwisse
lend vanaf de D-8013 tot en met de D-8343.
De fotoverkennings eenheid van de Lucht
macht is het 306 Squadron. Vanaf 1956 vloog
men met de Republic RF-84F Thunderflash,
die in maart 1963 het veld moest ruimen voor
de Starfighter. In eerste instantie werd met de
'gewone' F-104G gevlogen, maar met het
gereedkomen van de RF-104G fotoverken
ningsversie werden deze snel overgedragen aan
322- en 323-squadron op Leeuwarden. In die
tijd opereerde het squadron nog vanaf de
vliegbasis Twenthe, doch begin september
1969 verhuisde men naar Volkel. De 306
Starfighters vlogen in die jaren met een drietal
camera's die waren ondergebracht in een
uitbouw aan de onderkant van de romp, net
achter het neuswielonderstel. In november
1974 werden de RF-104G's met het Orpheus-
systeem uitgerust. In een 3.75 m lange contai
ner zijn vijfTA-8M camera's en een IRLS (Infra
Red Liner Scanner) ondergebracht.
Dit door de Oude Delft ontwikkelde systeem
wordt aan een pylon midden onder de romp
opgehangen, en werkt op de stroomvoorzie
ning en de snelheids- en hoogtesignalen na,
geheel onafhankelijk van het vliegtuig. De IRLS
registreert temperatuurverschillen op de grond
die via een detector worden omgezet in
electrische signalen. Op hun beurt worden
deze weer vertaald in lichtpulsen. Die licht-
pulsen leveren een beeld op een normale film
op. Na ontwikkeling van de film geven voor
werpen die relatief warm zijn een donker
beeld, terwijl de koudere voorwerpen een licht
beeld afgeven. Met dit systeem is het mogelijk
bij dag en nacht onder alle weersomstandig
heden missies uit te voeren. Naast het heuge
lijke feit dat 306 in 1983 zijn dertig jarig
jubileum vierde, ontving het in dat jaar ook de
eerste RF-16A toestellen. In februari maakte
het squadron haar laatste operationele vluch
ten met de RF-104G.
Behalve door het 306-squadron werd Volkel
ook gebruikt door het 311- en 312-squadron.
Beide opereerden als jachtbommenwerper
eenheid, en vlogen ieder met 18 F-104G
Starfighters. Het 311-squadron werd op 1 mei
1951 opgericht, en alvorens hei in juni 1964 de
eerste Starfighters ontving, vloog het respectie
velijk met de F84E/G Thunderjet en de F84F
Thunderstreak. Het zustersquadron 312, werd
op 1 december 1951 opgericht, en de geschie
denis van dit squadron loopt bijna parallel aan
dat van 311. In eerste instantie hadden de
squadrons alleen de'strike' rol. Hiermee wordt
bedoeld dat men nucleaire aanvallen moet
kunnen uitvoeren met tactische atoomwapens.
In 1968 wordt hier de 'attack' rol aan toege
voegd. Dit houdt in dat men met conventionele
wapens, bijvoorbeeld de Mk.82 bommen van
500 lb (227 kg), of de LAU-3A rocket-pods met
19 stuks 2.75" raketten, steun moet kunnen
verlenen bij aanvallen op gronddoelen. Door
deze taakstelling moest men vaak op lage
hoogtes vliegen. Dit betekent dat het toestel
veel turbulentie te verwerken krijgt, wat tot
gevolg heeft dat er veel slijtage optreed. Vooral
de vleugels hadden enorm te lijden. Vanaf eind
1971 kregen dan ook alle Starfighters nieuwe,
en dikkere onderhuidsplaten voor de vleugels.
Toen de Starfighters buiten dienst gesteld
werden, bleek dat de toestellen van 311 en 312
praktisch op waren, terwijl de honderdviers van
322 en 323 nog in vrij goede conditie verkeer
den. In mei 1982 werd 311-squadron tijdelijk
ontbonden om over te schakelen op de F-16A,
waarna het per 1 oktober 1983 met de nieuwe
jager weer aan de operationele sterkte werd
10