met extra tanks 7 tot 8!4 uur in de lucht
blijven en zonder 5 tot 5Vè uur. Bewapening
bestond uit 2 x 7,7 mm en 2 x 20 m
mitrailleurs/kanons. Als 'bommenwerper'
kon de Zero eerst 2 bommen van ca. 100 kg
meevoeren. Latere versies, die ook een
andere zwaardere bewapening kregen kon
den een bom van 500 kg onder de romp
meekrijgen. Maximum snelheden begonnen
met ca. 480 km/u en liepen in latere versies
met een motor van ca. 1350 pk op tot ca. 570
km/u.
De Zero was geliefd bij zijn vliegers en
gevreesd bij zijn tegenstanders.
Onbevestigde verhalen doen de ronde, dat
het ontwerp mede tot stand kwam door
toedoen van een Britse vliegtuigconstruc
teur, die teleurgesteld was, dat de Royal Air
Force geen belangstelling toonde voor zijn
ideeën vanwege de Rolls Royce Merlin
motor en de ontwikkeling van de Hurricane
en Spitfire, waarop hij die aan de Japanners
aanbood.
In totaal werden van de Zero in al zijn versies
ca. 10500 gebouwd.
De Amerikaanse Marine kon in het begin van
de oorlog de Brewster Buffalo en Grumman
Wildcat tegen de Zero inzetten, waarvoor zij
vaak een willig prooi werden.
De Buffalo was een klein gedrongen toestel
met een grote stermotor van 950 en later van
1200 pk. Het toestel bleek niet geschikt voor
deklandingen en werd daarom veelal van de
wal geopereerd. Het vond ook zijn weg naar
het KNIL en de Finse Luchtmacht. Tegen de
Russen boekte het menig succes, maar in
Ned. Indië moest het het onderspit delven
tegen de Zero's. In annalen van de US Navy
wordt de Buffalo beschreven als slechts één
verdienste te hebben, n.l. dat het het eerste
ééndekker-jachtvliegtuig van de US Navy
was.
De Grumman Wildcat was een prima dek-
lander, was betrouwbaar met zijn 1200 pk
motor en kon tegen een behoorlijk stootje,
ook wanneer hij in een luchtgevecht was
gewikkeld, zij het dat de Zero hem de baas
was.
Maar door gebruik van radar kon de Wildcat
als Combat Air Patrol (CAP) boven de vloot
zo worden ingezet, dat hij veelal met een
tactisch voordeel begon. Zodoende werden
vele Japanse aanvallers met de 4 x 12,7 mm
mitrailleurs neergeschoten. De meeste ver
liezen werden echter geïncasseerd, wanneer
de Wildcat als escorte de vijand tegemoet
ging-
In de Royal Navy kwam de Wildcat als
Martlet in dienst, waar hij tijdelijk een gat
kon opvullen in de eerder vermelde opge
lopen achterstand.
Behoorde de Wildcat als eerste generatie
boordvliegtuigen uit die dagen, opvolgers
werden met de geleerde lessen de F6F
Hellcat en de F4U Corsair, die het tij volledig
in het voordeel van de geallieerden deden
keren. Dat kwam door de ontwikkeling van
de veel zwaardere motoren, zoals de Pratt
Whitney's met 2000 pk of meer. Beide
toestellen waren ca. 5000 tot 5500 kg, zij
waren ook snel, 600 km of meer en hadden
met 6 x 12,7 mm en later ook nog raketten
een aanzienlijke 'punch'.
De Hellcat was zondermeer een gentleman's
deklander. En hoe sterk het onderstel was,
bleek wel uit het feit, dat na een heel harde
landing soms de romp was ontzet, maar dat
het onderstel niet was bezweken.
Van Corsair kon men in het begin dat niet
zeggen. Die sprong bij de landing te graag op
en zo kwamen veel ongelukken voor, zodat
men het toestel naar de US Marines verwees
om het voornamelijk van de wal te opereren.
Maar het werd ook aangeboden aan de
Britten, die om een boordjager zeer verlegen
zaten. Een Britse aahkoopcommissie evalu
eerde het toestel en stelde een wijziging in de
schokbreking voor. Zodoende werd de
Corsair een goede deklander later ook in de
US Navy, zij het dat door de lange neus het
zicht naar dek slecht was, zodat men altijd de
Corsair in een bocht naar dek kon zien
komen.
Productiecijfers zeggen over de Hellcat en de
Corsair genoeg: 12272 Hellcats en 12571
Corsairs (w.o. een latere versie met een 3400
pk motor, die o.m. in Korea werd gebruikt
en ook bij de Franse Marine in dienst was na
de oorlog).
Ook de Japanners bouwden een volgende
generatie jager. De George (codenaam)
16