C.J. Snijders automatisch haar eerste voor
zitter werd.
Hoewel de commissie met voortvarendheid
aan de slag ging, zou het tot 9 april 1912
duren voordat de commissie haar definitieve
eindrapport bij de minister indiende. In dit
rapport komt de commissie onder meer tot
een drietal voorstellen, die als volgt kunnen
worden samengevat:
1. Oprichting van een centrale organisatie
voor militaire luchtvaart binnen het
leger. In eerste instantie moet er een
proefvliegafdeling komen.
2. Voor de verdere voorbereiding tot op
richting van de Luchtvaartafdeling moet
een speciale officier worden belast.
3. Zo snel mogelijk moeten financiële mid
delen beschikbaar worden gesteld, te
weten 190.000 gulden voor de aanschaf
en gebruik van materieel (begroting
1912) en 197.000 gulden voor huisves
ting, exploitatie en oefening (begroting
1913). Generaal Snijders adviseert de
ministers voorts, Kapitein Walaardt Sacré
als coördinerend officier te benoemen,
alsmede zo spoedig mogelijk het vlieg
kamp Soesterberg aan te kopen.
Vermeldenswaard is, dat in de periode
waarin de Militaire Luchtvaart Commissie
haar werk deed, voor het eerst in Nederland
met vliegtuigen werd deelgenomen aan
legermanoeuvres. Dat gebeurde in de herfst
van 1911 bij Den Bosch ('Pettelaar') op
voordracht van Luitenant-generaal C.J. Snij
ders.
De vliegtuigen die deelnamen aan deze
manoeuvres waren zes, van particulieren
geleende toestellen, welke gevlogen werden
door de eigenaars of door een militaire
'vliegenier, terwijl een officier als waarne
mer fungeerde. De resultaten waren echter
nog niet geweldig. Zo was bepaald dat het
risico van beschadiging van de vliegtuigen
geheel voor rekening van de vlieger kwam,
hetgeen hen uiterst voorzichtig maakte.
Vooral de vliegers die niet een eigen vliegtuig
vlogen en dus verantwoordelijk waren tegen
over de eigenaars namen geen enkel risico.
Daarnaast werden de resultaten nadelig
beïnvloed door de ongeoefendheid van de
waarnemers. Niettegenstaande deze ongun
stige factoren was de oogst aan belangrijke
berichten militair gezien, gunstig te noemen.
De conclusie was dan ook: dat het rijk moest
beschikken over eigen vliegtuigen en ge
oefende vliegers.
In 1913 was het zover. Na onderhandelingen
met de gemeente Soest, werd op 28 maart
een aantal percelen die het vliegkamp Soes
terberg uitmaakte, door de Eerstaanwezend
Ingenieur der Genie voor de Staat der
Nederlanden in bezit genomen. Op 16 april
1913 tekende Koningin Wilhelmina, in haar
vakantieverblijf te Obereursel in Duitsland
een Koninklijk Besluit inhoudende de op
richting van een Luchtvaartafdeling. Deze
afdeling zou rechtstreeks onder het bevel
van de Chef van de Generale Staf komen. Tot
commandant werd benoemd de kapitein der
Genie H. Walaardt Sacré. Als eerste vliegtuig
werd 'De Brik' van de aviateur Marinus van
Meel gehuurd. Dit vliegtuig werd later
aangekocht De nog jonge Luchtvaartafde
ling zou in haar taak van luchtverkenning al
snel van zich doen spreken. Toen op 1
augustus 1914 het Nederlandse Leger mobi
liseerde, kreeg de commandant LVA op
dracht verkenningsvluchten langs de Duitse
grens te laten uitvoeren. De eerste van deze
vluchten werd nog diezelfde dag uitgevoerd
door luitenant Van Heyst, maar deze meldde
bij terugkomst op Soesterberg niets te
hebben gezien aan Duitse zijde. Ruim vier
jaar zou de eerste wereldoorlog duren
waarin het voor de LVA bijzonder moeilijk
was haar hoofd boven water te houden. De
aanschaf van nieuwe vliegtuigen leverde als
gevolg van de oorlog aan onze grenzen,
enorme problemen op. Het was onmogelijk
geworden vliegtuigen in het buitenland te
kopen en intussen ging het materieel door
het intensieve gebruik hard achteruit. Ge
lukkig bleek de N.V. Nederlandse Automo
biel en Vliegtuigenfabriek Trompenburg te
Amsterdam ('Spijker') in staat een aantal
Farman F-22 vliegtuigen en Nieuport vlieg
tuigen na te bouwen. Voorts werd een
aanzienlijk aantal 'genoodlande', van de
oorlogvoerenden afkomstige toestellen geïn
terneerd, met als gunstig resultaat dat hier
mee door de vliegers en technici van de
9