op 25 augustus van dat jaar maakte deze
middendekker, voorzien van een Napier
Lion motor van 700 pk z'n eerste vlucht.
Chef invlieger Biard vestigde er op 13
september met 363,6 km/u een nieuw
wereldrecord voor watervliegtuigen mee.
Mitchell's vertrouwen in de ééndekker bleek
gerechtvaardigd ondanks dat de S.4 korte
tijd later volledig vernield werd bij een
proefvlucht voor de Schneider Trophv wed
strijd, die dat jaar in de Verenigde Staten
werd georganiseerd.
De volgende stap in de ontwikkeling was de
S.5, een laagdekker, van welk type er drie
werden gebouwd voor rekening van het
Britse Ministerie van Luchtvaart en die voor
de 1927 versie van de Schneider Trophv race
in Venetië waren bestemd. Deze machines
waren voorzien van in de vleugels inge
bouwde radiateurs en van een krachtiger
Napier Lion VII-B motor, die nu 875 pk
leverde. De romp en de drijvers waren van
een metalen constructie, de vleugel en de
staartvlakken daarentegen van hout, zoals bij
de S.4. Om het effect van het motorkoppel
zoveel mogelijk te beteugelen werd de
brandstoftank met een inhoud van 250 liter
in de stuurboorddrijver geplaatst.
Hoewel de Italiaanse Macchi toestellen het
in de wedstrijd uitstekend deden konden ze
niet voorkomen, dat FLT Lt Sidney N.
Webster met een snelheid van 453,1 km/u de
Trophy won. Fit Lt O.E. Worsley rangschikte
zich met eenzelfde machine als tweede.
Twee jaar later brachten Supermarine en
Mitchell de S.6 uit. Deze was groter dan de
S.5 en van een geheel metalen constructie.
De voortstuwing werd nu verzorgd door een
Rolls-Royce'R' (=racing) motor, die 1900 pk
leverde. Een voor die tijd complete paarde-
stal met vuurwerk!
Nog meer snufjes dan in de S.5 verwerkt
waren kenmerkten de S.6. Zo was onder
andere de olietank in het kielvlak onderge
bracht, waar de olie door de slipstroom werd
gekoeld, waardoor een weerstand gevende
oliekoeler werd uitgespaard.
Weer was de wedstrijd, die dat jaar 1929) in
Engeland werd gehouden, een Anglo-Itali
aanse aangelegenheid. De te vliegen route
was boven de rivier de Solent uitgezet. Fit Lt
H. R. D. Waghorn legde beslag op de Trophv
met een snelheid van 528,7 km/u. Op 12
september 1929 schroefde Sqn Ldr A. H.
Orlebar met dezelfde S.6 het wereldsnel
heidsrecord op tot 575,5 km/u.
Driemaal is scheepsrecht, dat gold ook voor
de Britse Trophy deelnemers in 1931.
Tweemaal in successie hadden ze de beker
gewonnen. Een hattrick zou de Britten
definitief in het bezit van de Trophv stellen.
Groot was de ontzetting bij de mensen van
de Britse ploeg toen bekend werd dat het
Ministerie van Luchtvaart besloten had de
geldkraan dicht te draaien, waardoor de
deelname aan de wedstrijd op losse schroe
ven kwam te staan. Het was Ladv Houston
die de portemonnaie trok en een bedrag van
100.000 op tafel legde, dat voldoende was
om twee racevliegtuigen te bouwen en een
team uit te rusten. De tijd ontbrak echter om
een geheel nieuw vliegtuig op te zetten.
In de zes maanden die aan de 1931 Schnei
der Trophv race voorafgingen bouwde men
bij Supermarine twee verbeterde uitgaven
van de S.6, die de aanduiding S.6B ont
vingen. Deze toestellen hadden opgejaagde
Rolls-Royce1R' motoren, die gedurende een
luttel aantal minuten het vermogen van 2300
pk konden leveren. De 'R' motor verlangde
zoveel koeling, dat praktisch het gehele
vleugeloppervlak en de bovenkant van de
drijvers deel uitmaakten van het koelsys
teem. De S.6B kreeg dan ook spoedig de
bijnaam 'vliegende radiateur'. De twee
bestaande S.6 machines werden gemoderni
seerd en ontvingen de aanduiding S.6A.
Op 13 september 1931 was het Fit Lt J.N.
Boothman, die de S.6B met 547,2 km/u over
de Solent route joeg en daarmee de Schnei
der Trophy definitief in het bezit van Groot
Brittannië bracht.
Zestien dagen later, op 29 september, hees
Fit Lt George H. Stainforth zich in de cockpit
van de S.6B, die nu was uitgerust met een tot
2550 pk opgefokte 'R' motor, met als
resultaat een nieuw wereldsnelheidsrecord
met 655,7 km/u.
In de zomer van 1931 gaf het Britse Ministe
rie van Luchtvaart de specificatie F7/30 uit
voor een nieuw jachtvliegtuig, dat de ver-
10