Supermarine S-5 racevliegtuig van 1927. In het midden, in donker colbert en lichte pantalon, de ontwerper R.J. Mitchell. oudcrde Bristol Bulldog moest vervangen. Vaak werden in zo'11 specificatie zodanige eisen gesteld, dat - om daaraan te kunnen voldoen - een ontwerper z'n eigen ideeën voor een jachtvliegtuig geweld moest aan doen. Dit was ook het geval met de door Mitchell ontworpen Supermarine224, welke machine onofficieel de naam Spitfire kreeg. Deze machine had een niet intrekbaar van een stroomlijnbeplating voorzien landings gestel en werd voortgestuwd door een stoomgekoelde Rolls-Royce Goshawk motor van 660 pk. Met een maximum snelheid van slechts 383 km/u en een zeer kwetsbare motor was deze machine geen succes, reden voor Supermarine en Mitchell om de opge dane ervaring met de racevliegtuigen en het Tvpe 224 te verwerken in een nieuw proto type, de Supermarine 300, dat voor eigen risico werd ontworpen en gebouwd. Door het Ministerie van Luchtvaart werd dit type als F37/34 geregistreerd. Met de bouw van Mitchell's nieuwe Type 300 was vrijwel het gehele jaar 1935 gemoeid. Aan het eind van dat jaar werd de nieuwe Rolls-Royce Merlin C motor bij de fabriek in Southampton afgeleverd en eind februari 1936 stond het prototype, de K5054 gereed om te worden ingevlogen. J. lMutt' Summers, de chef invlieger van Vickers Aviation - waarvan Supermarine sinds november 1928 deel uitmaakte - gaf de K5054 z'n luchtdoop. Omtrent de exacte datum waarop de eerste vlucht plaats vond bestaat nog steeds onzekerheid. In Summers' logboek is vermeld, dat hij de K5054 op 5 maart 1936 invloog en wel vanaf het in de nabijheid van Southampton ge legen vliegveld Eastleigh. Opgemerkt moet worden dat Summers niet zelf z'n logboek bijhield, maar dat aan z'n secretaresse overliet, waarvan bekend is, dat zij de gegevens achteraf in het logboek bijschreef. Dit wordt bevestigd door het feit, dat zij ook 11

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1989 | | pagina 11