Vliegtuignavigatie van toen (deel 2) In het vorige artikel maakte U kennis met enige essentiële instrumenten, die grotendeels zijn terug te voeren tot instrumenten, die op zee in gebruik zijn. Maar waar een schip een log heeft, dat de snelheid door het water aangeeft, is een ingewikkelder systeem nodig om de snelheid van een vliegtuig te meten. Daarbij speelt dan de hoogte een extra rol, omdat de lucht dunner wordt en de temperatuur verandert met hoogte, met als gevolg de nodige correcties. Wij maakten ook kennis met het huisje boompje-beestje vliegen, dat op topografi sche kaarten werd en nog wordt gedaan, maar waar grondzicht een vereiste is. Hoe dan te werken als er geen zicht is en men zich niet 'even' kan oriënteren. Dat brengt ons dan tot de z. g. dead-reckoning navigation of te wel (gegist) bestek navigatie. Dan is een kaart nodig, waar rechte lijnen op kunnen worden getrokken als koersen enz. Dat brengt ons tot de kaartprojecties, waarvan er velen zijn. Wij beperken ons alleen tot die kaart(en) die die eigenschap hebben dus: koers is rechte lijn. Dan houden wij het bij de z.g. wassende kaart, of te wel de Mercatorprojectie, waarbij de afstand tussen de breedte cirkels met toenemende geografische breedte toeneemt. Dat is de kaart die de zeeman ook al eeuwen gebruikt en die zich als plotkaart uitstekend ook voor het navigeren van een vliegtuig leent. Principe van deze kaart is, dat men een projectie doet op een cilinder, die de aarde bij de evenaar omgeeft en waarop men vanuit het middelpunt der aarde een projec tie doet. Wil men afstanden op zo'n kaart meten, dan doet men dat bij de breedte van de uitgezette koerslijn (dus niet op een schaal, zoals U die bij andere kaarten ergens in een hoek van het kaartblad aantreft, want op die kaart is Uw koers veelal een kromme). Ofschoon de zeenavigatieuitrusting goed was te gebruiken voor luchtnavigatie, was die voor niet nautisch gevormde aviateurs van het eerste uur een groot probleem. Meestal kwam dat door onbekendheid en ook wel omdat men er weinig of niets van begreep en een idee van we-zien-wel. Met de technisch onzekere machines leidde dat alles tot talloze brokken. Van de noodzaak van goede navigatie raakten zij echter steeds meer doordrongen naarmate zij over zee vlogen of boven de wolken. De marinevliegers, die van oorsprong nautisch onderricht waren, heb ben er veel toebijgedragen, dat de luchtnavi gatie 'van de grond kwam'.Tekenend is, dat de US NAVY bij vluchten over de oceanen speciaal schepen op de route posteerde om de navigatie te vergemakkelijken. Die sche pen boden ook hulp bij noodlandingen. Dit z.g. picket-ship system is ook in WO II aangehouden. Bij de Royal Air Force, die zoals men weet in 1918 is ontstaan door het samenvoegen van het Royal Flying Corps en de Royal Naval Air Service, waren het leden van de RNAS, die het belang van goede navigatie propageer den. Vanwege de onderlinge rivaliteit leken echter teveel stemmen in de woestijn te klinken. Zo werd de navigator in de 20-er jaren en ook daarna door vliegers 'necessary ballast' genoemd; vliegers van bommenwer pers werden 'second rate' genoemd door de jachtvliegers, die veelal voorzien van wappe rende sjaal, uitdagend vliegerpak en veel gestunt het publiek veroverden. Hun imago werd ook tijdens de Tweede Wereldoorlog in leven gehouden door The Battle of Britain. Dat de navigatie bij de R.A.F. niet deugde valt op te maken uit de resultaten die vooral Bomber Command toen boekte. In 1940, '41 en '42 vielen vaak de bommen op ettelijke tientallen mijlen van het eigenlijke doel. Bij terugkeer in slecht weer kwam het heel veel voor, dat men feitelijk ca 75 mijlen fout zat en meende over eigen basis te zijn. Van het op de kaart bijhouden van de vlucht 10

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1989 | | pagina 10