bleek problemen met kompassen te heb ben. Cat krijgt reprimande aan te nemen, dat Z Y was, maar ook een pluim voor navigatie. - Twee Hellcats van USNavy moeten een verkenning doen, terugkeer is tegen don ker. Beide vliegers houden navigatie bij. Slecht weer geeft vele koersveranderingen. Na uiterste grens bereikt te hebben, keren zij terug. Schepen houden radiostilte. Na ETA is er geen schip te zien ook geen picket. Brandstof situatie wordt penibel. Juist als leider radiostilte wil verbreken, ziet No. TWEE een verband van schepen met een carrier. Lichtspoor komt op, maar haastig schieten zij herkenningskleuren af en komen in voor landing. Duister maakt zicht op vliegkampschip moeilijk, maar er zijn lichten. Daarop wordt nadering inge zet. No. EEN ziet ineens, dat het een volgjager is, weet diens masten net te ontwijken, ziet erna verlicht vliegdek en maakt zware landing. No. TWEE landt zonder incident, maar is woedend. Zijn piotbord toont, dat No. EEN steeds wind 180° fout had afgezet. Eind goed, al goed, rest brandstof ca 5 minuten. Eigen carrier lag 80 mijl verder! - Vliegboot moet in Z. Atlantische Oceaan schip opsporen. Zwaar weer maakt naviga tie moeilijk. In de nacht wordt marker geworpen voor wind. Die wordt 55 zm/u gemeten. Dat gelooft cdt. niet, zegt dat schuimstrepen eerder gezien hooguit 30 zm/u gaven. Met dat gegeven gaat men verder. Bij licht worden blijkt zee zeer woest. Besluit om terug te gaan betekent tegen de wind opboksen. Grondsnelheid niet meer dan 50 zm/u, met andere woorden, benzine raakt op. Landing noodzakelijk. Gelukkig blijft toestel drij ven, ofschoon het was beschadigd. Op noodsein komt schip helpen, dat Cat moest opsporen. Meegenomen journaal en kaarten geven duidelijk beeld, dat door gebruik foute wind basis onmogelijk kon worden gehaald. Aldus enige voorbeelden: navigeren toen was geen peulenschil. Tot slot nog iets over de opleiding. Hoe leer je een kerel, die op een kantoor kruk zat snel navigator worden. Dat was de vraag die in WO II werd gesteld bij de grote expansie van RAF, USNAVY en USAAF. Middelbaar school niveau gaf zekerheid, dat men wist wat een hoek was, wat een snelheid enz. Alsnog werden die begrippen in de eerste opleiding ingestampt. Op een naviga- tieschool werd alles nog eens herhaald en kwam er leerstof bij. Al vroeg in de opleiding werd men vertrouwd gemaakt met plotten en het gebruik van de rekenschijf en piotbord, met een steeds groter moeilijkheidsgraad. Zodra die onder de knie waren werd nog altijd droog geoefend in de Dead Reckoning Trainer (DRT), eerst met een uur dat 75 minuten duurde, daarna steeds korter, totdat een uur 40 minuten werd of zelfs minder. De 'cracks' wisten bijvoorbeeld in 30 minuten hetzelfde te doen, wat feitelijk in 60 minuten geschiedde. Tussendoor werd gevlogen, voor kaartle zen, wind vinden, peilingen nemen. Na een bepaalde vaardigheid in het plotten te hebben verkregen werden overland vluch ten gemaakt, waarbij om beurten twee man zich mochten uitleven op de kaart resp. op het nemen van peilingen. Voor astro werd ook een spel tegen de klok gemaakt, waarna nachtvliegen begon. In totaal werd aan navigatie ca 125 uur besteed. Ansons of Blenheims waren destijds de trainers, later werden het Wellingtons. Daar de navigator ook bombardier was en een mitrailleurpost moest innemen werd apart of tijdens de navigatiecursus hierin geoefend. In dit typische RAF programma werden lessen instrumenten, taktiek, meteo, kaartprojecties en militaire zaken verweven. Na examens kwam de vink op de borst en ging men naar een Operational Training Unit. Bij die van Coastal Command hamer de men eens te meer op het plot- en astrowerk, met daarbij radar (ASV). Bij Bomber Command werd geconcentreerd op radar (H2S), en daarna met een bemanning naar een squadron gegaan. In verband met de zware verliezen werd ook wel eens op het squadron afgeoefend. Bij de USNavy leek de 16

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1989 | | pagina 16