Fokker D. XI jachtvliegtuig met tapse vleugels en niet-gecompenseerde rolroeren. De
afgebeelde machine heeft gevlogen in de Zwitserse Luchtmacht.
Tot bevelhebber van het nieuwe leger werd
de 55-jarige Hans von Seeckt benoemd, een
edelman uit Pommeren, die tijdens de
oorlog in het le regiment Lansiers had
gediend. Deze Von Seeckt en z'n medestan
ders waren niet gelukkig met de in het
Verdrag van Versailles neergelegde bepalin
gen. In het geheim werkten zij aan plannen
voor de opbouw van een leger, dat gereed
moest staan op de dag, dat Duitsland
opnieuw een grote natie zou zijn.
Von Seeckt omringde zich - hoewel verbo
den - met een Generale Staf, welke uit 55
generaals en 670 stafofficieren bestond, het
z.g. 'Truppenamt'. Driehonderd andere
officieren werkten in het massieve grijze
gebouw van het Reichswehr Ministerium
aan de Bendlerstrasse in Berlijn.
In 1920 werden 180 loyale officieren, die
zich tijdens de oorlog in de luchtmacht
hadden onderscheiden, uitgekozen voor een
functie in een nieuwe afdeling, welke de
'Fliegerzentrale' werd genoemd. Onder
deze officieren bevonden zich o.a. Albert
Kesselring, Hugo Sperrle en Hans-Jürgen
Stumpff. In 1940 zouden deze drie officieren
de 'Luftflotten' aanvoeren, waarmee Enge
land verpletterd moest worden. In april 1922
sloot Duitsland een afzonderlijk vredesver
drag met Rusland, het Verdrag van Rapallo,
waarbij als bewijs van vriendschap tussen
beide landen de 'Fliegerzentrale' in het
geheim mocht beschikken over enkele vlieg
velden in de Sovjetunie, waarvan het belang
rijkste was gevestigd bij Lipetsk, ongeveer
120 km boven Woronez en ong. 350 km ten
zuid-oosten van Moskou. Hier zou men
jonge mannen opleiden, die later in de
Luftwaffe de ruggegraat van de jachtvliegers
zouden vormen.
In kleine groepjes, vermomd als burgers met
gefingeerde namen en voorzien van valse
paspoorten, reisden in het voorjaar van 1924
de eerste Duitse militairen van Stettin naar
Leningrad, waar ze door het Sovjet staats-
reisbureau Intourist werden opgevangen en
18