militaire vliegtuigtechniek en er vaak een uitgesproken mening op nahield, niet alleen in technische zaken. Hij had in Parijs vliegtuigtechniek gestudeerd, was zijn loop baan in 1914 begonnen als Hoofd van de Technische Dienst van de Luchtvaartafde ling in Soesterberg en was in 1919 in dezelfde functie overgestapt naar het KNIL. Toen ik mij in 1939 bij hem kwam melden, zat hij dus al 23 jaren op de stoel van H.T.D. Hij had het te druk om zich vaak in de werkplaatsen op Andir te laten zien, maar werd toch door de enkele honderden perso neelsleden van de Technische Dienst alge meen als 'de baas' beschouwd. Als je op het kantoor van de baas werd ontboden, was dit meestal geen prettig vooruitzicht, dat men dan ook tot elke prijs trachtte te voorkomen. Als zo vele harde werkers had ir. Vreeburg één opvallende eigenschap: hij kon moeilijk delegeren. Hij besprak de vele problemen die zich in die vooroorlogse jaren voorde den, wel met zijn medewerkers, maar wilde toch altijd zelf de uiteindelijke beslissing nemen. Het gevolg hiervan was dat zijn bureau voortdurend bedolven was onder stapels documenten en dossiers. Bij ons eerste gesprek vertelde hij dan ook dat hij had besloten om voor mij - hoewel mij een plaats in het technisch bedrijf in het voor uitzicht was gesteld - voorlopig een stoel in zijn kantoor in te ruimen waar ik hem dan door de papierwinkel zou moeten zien heen te helpen. Op het eerste gezicht leek dit geen erg aantrekkelijk plan, maar het voordeel ervan bleek te zijn, dat ik met een aantal hoogst interessante problemen in aanraking kwam en daarvoor een oplossing moest zien te bedenken. Ir. Vreeburg was een groot voorstander van geheel metalen vliegtuigen voor het gebruik in de tropen. Hij had maar weinig op met de naam 'Fokker', want Fokker bouwde (in die tijd) nog geen metalen vliegtuigen en van de C-X verkenners, waarvan we er een aantal in gebruik hadden, waren de hoofdonderdelen - de vleugels en staartvlakken - vaak niet eens onderling uitwisselbaar, wat de onderdelenvoorzie- ning ernstig bemoeilijkte. Ook de D-XXI jager, waarvan het prototype ter beproeving naar Indië was gezonden, was geen succes en stond er verloren bij in een hoek van een van de hangars op Andir. Daarentegen sloeg de 'all- metal' Glenn Martin WH-1 bommen werper, waarvan de eerste exemplaren in 1936 waren afgeleverd, bijzonder goed aan, zowel bij de technische dienst als bij de vliegers. Het was dan ook een merkwaardig probleem, dat zich voordeed toen in 1938 de eerste exemplaren van de tweede serie Glenn Martin's - die de type-aanduiding WH-2 droeg - op Andir waren gearriveerd en werden ingevlogen. De WH-2 had iets zwaardere motoren dan de WH-1 en een enigszins gewijzigde vleugelvorm, waardoor het zwaartepunt verder naar voren was komen te liggen. Het duurde niet lang of het kantoor van de H.T.D. werd belegerd door invliegers die erover kwamen klagen dat de nieuwe Glenn 'onstabiel' was (zoals zij het noemden) en niet behoorlijk te landen was. Met de hem eigen takt wist ir. Vreeburg ze gerust te stellen door te verklaren dat hij deze klacht grondig zou laten onderzoeken en het resultaat zo spoedig mogelijk bekend zou maken. Toen riep hij mij bij zich en zei: 'Meneer Oyens' (hij bleef mij in de dienst uren altijd 'meneer' noemen), 'ik zal ervoor zorgen dat u een WH-2 en een vlieger ter beschikking krijgt, en dan gaat u maar eens onderzoeken wat er van die onstabiliteit waar is. Doe het grondig en neem er de tijd voor. Ik ben tevreden als ik over drie weken uw rapport in handen heb, want tegen die tijd zijn ze waarschijnlijk al lang aan die iets zwaardere landing gewend.' Die opdracht was een kolfje naar mijn hand. Ik liet in de achterste cockpit van de mij toegewezen WH-2 enkele eenvoudige klokjes inbouwen waarmee ik de stuuruitslagen kon registreren en liet de voorin zittende vlieger op verschil lende hoogten en met verschillende snel heden horizontale vluchten maken en een groot aantal landingen uitvoeren. Met de aldus verkregen gegevens probeerde ik vervolgens achter mijn bureau de 'stuur- standslijnen' te construeren, die een indruk geven van de mate van langsstabiliteit van een vliegtuig (Ik had dat in Nederland van prof. Van der Maas geleerd). Mijn conclusie was dat de WH-2 allerminst onstabiel was, maar juist een grote mate van langsstabiliteit 8

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1989 | | pagina 8