Royal Air Force Bomber Command Al enige malen noemde ik in de artikelen over 'Luchtnavigatie van toen' het Bomber Command van de Royal Air Force. Het lijkt daarom interessant eens nader in te gaan op dit onderdeel van de R.A.F. dat zoveel van zich deed spreken in de Tweede Wereldoorlog. Daarvoor dienen wij eerst terug te gaan naar de Eerste Wereldoorlog. Dat was de eerste krijg, waarin het vliegtuig een belangrijke rol vervulde. Dat werd toen gebruikt als ge vechtsmiddel, als verkenner, als aanslag waarnemer, maar ook als bommenwerper. Bommenwerpen in die eerste dagen gebeur de heel simpel. Men vloog laag over de vijandelijke linies en bestrooide deze met enige stalen pijlen en daarna met handgra naten. Afweer kwam er eerst niet, daarna werden geweren op de vliegtuigen gericht en daarna mitrailleurs en geschut. Ondertussen werden de handgranaten te licht bevonden en werden grotere projectielen meegeno men, die de vlieger in zijn cockpit vaak los of slecht gesjord meenam. Weldra kwam de gedachte op deze in kokers te plaatsen of aan rekken, die aan de vleugel of romp bevestigd waren. Grotere bommen betekende ook grotere vliegtuigen en benodigde richtmid- delen en daarmee werd de bommenwerper geboren. Zo'n toestel was minder manoe- vreerbaar dan het lichte, snellere, dartele jachtvliegtuig. Gevolg was de boordbewape- ning van bommenwerpers, die eerst bestond uit het meenemen van geweren en daarna mitrailleurs, die vanwege hun gewicht om een vaste, beweegbare opstelling vroegen, derhalve de mitrailleurkoepels e.d. Daar de vermogens van de toen bestaande motoren zeer beperkt waren, was het logisch, dat de bommenwerper minder snel was en alleen vanwege zijn bewapening jachtvliegtuigen van zich afkon houden. Maar voorop stond de gedachte 'the bomber always gets through'. Deze strijd bereikte nagenoeg een toppunt in de Tweede Wereldoorlog. Naast deze ontwikkeling tekende zich uiter aard ook de betekenis van de bommenwer per af als middel om oorlog te voeren. Bouwend op de grote successen in 1914 1918 ontstond bij de aviateurs het idee, dat het vliegtuig de oorlog kon winnen, zonder dat daarvoor Marine en Landmacht nog nodig waren. Dit werd aldus gretig voer voor politici, die defensieuitgaven wilden snoei en. Mannen, als Douhet, Mitchell, Tren- chard e.a. kregen hierdoor veel bijval. Zij brachten met verve hun standpunten naar voren, en gaven zorgen aan admiralen en generaals. Polemieken leidden tot proefnemingen. Zo werden in 1920 en 1921 enige proeven gedaan, waarbij oude slagschepen voor anker liggend tot zinken werden gebracht. Unfair was uiteraard, dat de schepen niet tegen luchtaanvallen waren ontworpen, meer nog, dat zij voor anker lagen. Erger was echter, dat bij die proeven doorgestoken kaarten werden gebruikt, waarbij aan boord geplaatste ladingen door de ontploffende bommen ook tot ontploffing kwamen (z.g. sympathieke detonatie). Deze proeven gaven grotere tegenstellingen en moeilijkheden. In een enkel geval resulteerde het in krijgsraad, zoals bij Billy Mitchell, die een groot voor stander was van een aparte Amerikaanse luchtmacht. In Groot Brittannië inspireerden de resulta ten van het Royal Flying Corps in WO-I zo, dat in 1918 de Royal Naval Air Service daarmee werd samengevoegd en de Royal Air Force werd opgericht. Alles wat vloog zou onder de R.A.F. komen, was het motto en daarvoor was geen betere voorman te vinden dan Trenchard, een vlieger van het eerste uur, die vurig geloofde, dat een vijand door luchtmacht (airpower) alleen op zijn knieën kon worden gebracht. In deze ge dachte werd hij gesterkt door het feit, dat in de Britse kolonieën menige opstand werd 10

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1990 | | pagina 10