krijgen. We volstaan er mee hier te vermelden dat dit type C.O.L.-station als eerste in Ceylon in 6 weken operationeel was tot groot genoegen van RA F-Headquarters in Colombo. De groep van 4 Catalina vliegboten werd al vrij spoedig van Kogalla overgeplaatst naar China Bay aan de prachtige baai van Trin- comalee in het Noord-Oosten van Sri- Lanka. De RAF had daar een grote vliegbasis aan de Oostzijde van de baai, ongeveer 8 km van de plaats Trincomalee aan de Westzijde. De Royal Navy had hier een vlootbasis en een groot droogdok. De baai was uitstekend geschikt voor het starten en landen van vliegboten; de RAF werkte daar al met Sunderland vliegboten en had daartoe de nodige voorzieningen als sleephellingen en onderhoudshangars ge bouwd. Het was hier dat de MLD met de nodige hulp van de RAF in 1942 begon met het vestigen en uitrusten van een eigen vliegbasis die later tot een belangrijke operationele basis zou uitgroeien. In die tijd voegden zich nog 5 MLD Catalina's uit Australië, na een recordvlucht van omstreeks 3000 mijl, bij de 4 in China Bay. Zo kwamen er voldoende vliegboten tot het vormen van een operationeel squadron. Op 1 juli 1942 verkreeg de MLD eenheid van 9 Catalina's de status van 321 Squadron van de Royal Airforce, ressorterend onder de 222 Group van RAF-Coastal Command in East Asia. Commandant werd de Overste W. van Prooyen. Het Nederlandse personeelsbe stand werd tot juli 1942 geleidelijk vergroot tot 200 man en groeide in 1943 en 1944 to 500 man. Hiervan waren ongeveer 200 man vliegend personeel en 300 man grondperso neel. De Ltz 2 Staal werd na zijn werkzaam heden in Bombay overgeplaatst naar het 321 Squadron in China Bay met als eerste taak de 9 Catalina's uit te rusten met I.F.F. (Indenti- Fication Friend or Foe). De beschikbare ruimten voor het 321 sq waren natuurlijk niet riant, voor het over grote deel waren het gebouwen van atap. Er was slechts één redelijk stenen gebouwtje beschikbaar en Staal meende dat dit gebouw in aanmerking kwam als electronische werk plaats in verband met de kwetsbaarheid van de electronica voor vocht en schimmel. De eerste officier, de Ltz 1 Reinierse, later de grote man van het Nato Hawk project in Parijs, vond dit overdreven. De hoogste officier van de vliegbasis was een Engelse Group-captain en via diens bemiddeliing kreeg Staal zijn stenen werkplaats zij het dan ook dat dit ging ten koste van een ietwat wrange verhouding met de 1ste officier (Zie foto 6). Het Nederlandse squadron beschikte over uitstekende technici en vliegtuigmakers. Er stonden een goed geoutilleerde werkplaats voor het onderhoud van de motoren en de airframes onder leiding van de Ltz 1 van de Technische Dienst A. Everaars, bijgenaamd 'Muis Everaars'. Belangrijk was ook de onderhoudswerkplaats voor de instrumen ten onder leiding van de Ltz ir. F. van Straaten. Mede hierdoor was het mogelijk de structurele wijzigingen aan de vliegtuigen, nodig voor de inbouw van de nieuwe electronische appartuur, in eigen beheer uit te voeren. De RAF had een onderdelen magazijn in Colombo en ook van die kant werd veel medewerking verkregen. Naast de IFF-apparatuur waardoor onze eigen radarstations en schepen konden zien of men met vriend of vijand te doen had was het voor de eigenlijke taak van de Marine Luchtvaart Dienst, namelijk de verkenning van de Indische Oceaan en de beveiliging van convooien tegen aanvallen van vijande lijke onderzeeboten, dringend noodzakelijk dat de vliegboten werden uitgerust met een eigen verkenningsradar. In Engeland was daarvoor een radar ontwik keld, werkende op een golflengte van ca 1,50 m en aangeduid als ASV Mk2 (Air to Surface Vessel). De U.S. Navy ontwikkelde uit deze Britse vliegtuigradar een verbeterde versie met de type aanduiding AN/APS 2. Men zou denken dat de commandanten van de vliegboten zich zouden verdringen om hun vliegtuigen zo snel mogelijk uitgerust te 19

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1990 | | pagina 19