lands Oost-lndië veroverd. Dit had niet
nagelaten diepe indruk te maken op de
geallieerde strijdkrachten, het moreel had
een flinke deuk opgelopen en er was sprake
van paniek. Op 8 maart 1942 capituleerde
Nederlands-lndië en de meeste ML-KN1L-
ers verdwenen in krijgsgevangenschap.
Degenen die hieraan waren ontsnapt, waren
diep geschokt, teleurgesteld en verspreid
over Brits-Indië en Australië, velen van hen
hadden de meest onwaarschijnlijke staaltjes
van moed, volharding en vindingrijkheid
getoond bij de ontsnapping aan de vijand.
De toestand in Australië was onzeker.
Darwin werd regelmatig gebombardeerd en
was nagenoeg met de grond gelijk gemaakt.
In een ijltempo werden er door dejapanners
op de meest oostelijk gelegen Soenda-eilan-
den, op Aroe en Kei-eilanden groep verster
kingen aangevoerd en vliegstrips aangelegd.
Het had er alle schijn van dat een invasie van
Australië aanstaande was. Een dreiging
waarop Australië, zelfs samen met de Ame
rikanen geen afdoende antwoord had. De
beste Australische divisies vochten in de
woestijn tegen Rommel in Afrika en een
andere divisie was in Singapore verloren
gegaan, Australië lag voor het grijpen en de
toekomst zag er somber uit.
Verspreid over Australië bevond zich een
gemengd gezelschap Nederlanders, Indo
Europeanen, Indonesiërs en Chinezen met
de Nederlandse nationaliteit die, gemaks
halve, verder maar Nederlands-Indiërs wor
den genoemd. Zij waren afkomstig van de
Marine, Landmacht, Luchtmacht en het
Nederlands-Indisch bestuursapparaat. Met
alles wat nog vliegen of varen kon waren zij
via Java geëvacueerd. Ook de door de
Gouverneur Generaal aangewezen hogere
bestuursambtenaren waren onder de eva-
cué's die later de Nederlands Oost-Indische
regering in ballingschap zouden vormen.
Na veel geharrewar kwamen de Nederlands-
Indische autoriteiten,waaronder de Gene
raal Majoor Van Oyen van het ML-KNIL,
met de Amerikaanse en Australische autori
teiten overeen dat de'Nederlands-Indiërs' in
twee groepen zouden worden gesplitst na
melijk:
a. een groep, bestaande uit ervaren gebre
vetteerd personeel, die onder leiding van
een Nederlandse commandant zo snel
mogelijk tot een operationele eenheid
gevormd moest worden, uitgerust met de
B-25 bommenwerpers, om daarna onder
operationeel bevel van het Royal Austra
lian Air Force hoofdkwartier tegen de
vijand te worden ingezet.
b. een groep bestaande uit, grotendeels,
leerlingen van diverse opleidingen die
met hun instructeurs naar Amerika zul
len vertrekken om daar, onder Neder
landse leiding, hun opleiding af te maken
om daarna de verschillende oorlogsbe
stemmingen te volgen. Uit dat personeel
zou niet alleen de versterking van het 18e
gevormd worden maar ook het latere
120ejachtsquadron terwijl ook een aantal
vliegers uit dit contingent naar het Euro
pees oorlogstheater werden overge
plaatst.
Minder dan een maand na de capitulatie van
Nederlands Oost-lndië werd op 4 april 1942
te Canberra het 18e squadron opgericht. Als
commandant werd aangewezen de Majoor
Fiedeldij. Inmiddels was de Generaal Van
Oyen met een topzware staf van bekwame
oudere officieren naar Amerika vertrokken
om daar de 'Royal Dutch Militairy Flying
School' op te richten. De achterblijvers in
Australië merkten bij deze gelegenheid op:
'ONZE GENERAAL TREKT ZOVER TE
RUG DAT HIJ DE VIJAND IN DE RUG
KAN AANVALLEN', hiermee bewijzend
dat zij het gevoel voor humor nog niet
verloren hadden.
Fiedeldij bleef met de gebakken peren zitten.
Hij had de beschikking over zo'n 230 man in
doorsnee: officieren, vaandrigs, onderoffi
cieren, reservisten, jachtvliegers, bommen
werpervliegers, transport en verkeersvlie
gers, waarnemers, luchtschutters, telegrafis
ten, monteurs en ander technisch personeel
plus een aantal onwillige Indonesiërs van de
koopvaardijvloot die weigerden verder te
varen.
Hij kreeg verder versterking van 250 man
R.A.A.F personeel onder hun eigen com
mandant voornamelijk grondpersoneel: een
aantal waarnemers, telegrafisten en lucht-
10