Allisonmotor. In totaal waren er ongeveer 50 jachtvliegers in Australië, terwijl het squadron een orga nieke sterkte had van 24. 26 Vliegers dus voor aflossing en aanvulling. In werkelijk heid was dit aantal minder door staffuncties, ziektes, ongeschiktheid, bijzondere op drachten e.d. De tweemotorige opleiding wierp nu z'n vruchten af, want de reserve vliegers werden, na de oprichting van het sq., ingedeeld bij het transportsquadron of het 18e squadron en onderhielden tevens hun vliegvaardigheid op de reserve P-40's in Canberra. De jachtvliegers kregen hierdoor nog meer ervaring op 2 motorige vliegtui gen, navigeren en instrumentvliegen. Zij vlogen ook allen op de 2 Lockheed 12 transportvliegtuigen, die het 120 sq. ter beschikking stonden. In maart '44 werd het squadron op zeer korte termijn verplaatst van Canberra naar Potshot, een veld noord van Perth. De reden hiervoor was een verwachte inval van de Japanners in Australië. Het overvliegen naar Potshot nam 2 dagen over de meest onher bergzame woestijnen van Australië. De vliegkaarten waren waardeloos en navigatie hulpmiddelen ontbraken. Sommige vlieg tuigen vlogen onder begeleiding van een B- 25. Anderen deden het op hun eigen houtje. De invasie ging niet door, het bleek een vals alarm te zijn en na enige weken vloog het squadron terug naar Canberra. Op de terugtocht gingen 2 vliegtuigen verloren. Beide vliegers sprongen in noodweer uit hun kisten in de buurt van Mildura, een stadje aan de Murrayrivier. Iets later werd het squadron overgeplaatst naar Merauke op Nieuw Guinea. Merauke en Boven Digul waren de enige plaatsen in Nederlandsch Indië waar de Nederlandse vlag nooit was gestreken. Merauke was door de Japanse bombardementen volledig ver woest en er stond nog maar een enkel huis. Merauke stond bekend als het 'einde van de wereld'. Er heerst 100 malaria, doordat het midden in de moerassen ligt van de delta van de Meraukerivier. Het kamp van het 120e lag op een ietwat hogere landtong in een onmetelijk moeras. De muskietenplaag was ontzettend. Het was zaak om zoveel moge lijk van het lichaam te bedekken en de niet te bedekken delen in te smeren met een mosquito repellant. Vooral na zonsonder gang was het haast niet te harden. In die tijd was atebrine het middel om malaria te bestrijden. Dagelijks moest een gifgele pil worden ingenomen. Na verloop van tijd werd het hele lichaam geel. Je kon ook altijd het personeel van het 120e, dat in Australië was, herkennen aan hun gele gezichten. De landingsstrip van Merauke was gemaakt van PSP (Perforated Steel Plates). Niet één laag maar 3 of 4 lagen op elkaar. De strip was betrekkelijk lang maar heel smal. Als het geregend had, iets dat in Merauke veel voorkwam, was de strip spiegelglad. De nachtverlichting van de strip bestond uit 3 lichten, één aan het begin van de baan. één in het midden en één aan het eind. Verder was alles verduisterd. Er viel niet veel te beleven in Merauke. Er was één openluchtbioscoop van de Austra liërs, er kwam heel weinig vliegverkeer langs, de verzorging was niet al te best en de legering zeer primitief. Als pikante bijzon derheid kan worden vermeld dat het Neder landse personeel van het 120e minder inkomsten had dan hun collega's in Mel bourne, Canberra, Brisbane onder het mot to: 'De levensstandaard in Merauke is veel lager dan in Australië'. Het 120e kreeg de rol van interceptiesqua dron. Dejappen vielen Merauke echter niet meer aan en de vele scrambles waren altijd op vriendschappelijke vliegtuigen van de geallieerden. Het sq. was verdeeld in 2 Bights. Er stonden altijd 12 kisten op stand by. Het minimale aantal vliegtuigen dat gescrambled werd was 4. Soms werden er 8 gescrambled en een enkele keer 12. Zo'n scramble was georganiseerde chaos. Door de grote en lange neus van de P-40 kon de vlieger niet naar voren kijken en om te taxiën moest hij normaal zigzaggend over de taxibaan. De stand-by vliegtuigen stonden op een taxistrip haaks op het begin van de baan, links en rechts van de taxistrip. Er werd bij een scramble in een rechte lijn naar de landingsbaan gereden om dan meteen te starten. In de droge tijd ontstond een enorme stofwolk, waardoor de vliegers van 14

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1991 | | pagina 14