ten was de stemming in het squadron op
Biaktijd optimaal, het moreel nog nooit zo
hoog geweest. Bij de acties vanuit Biak was
duidelijk gebleken dat het 120e niet onder
hoefde te doen voor de reeds langer bestaan
de geallieerde squadrons. De verliezen
waren betrekkelijk licht geweest. De conver
sie op de P 51 en de komende verplaatsing
naar Balikpapan betekende dat eindelijk een
terugkeer naar Java in het verschiet lag. De
vliegers hadden het volste vertrouwen in de
P-51, die in die tijd wel de modernste jager
ter wereld was. Het enige bezwaar was
natuurlijk weer dat het een éénmotorig
vliegtuig was en dat het komende operatie
gebied alleen maar oerwoud en zee zou
zijn.
En op 17 augustus 1945 was ineens - totaal
onverwacht - de oorlog geëindigd. Er gingen
na de aanvallen op Nagasaki en H iroshima al
vele geruchten rond over het nieuwe wapen
van de Amerikanen, maar niemand wist
precies wat voor wapen. De capitulatie kwam
daardoor toch zeer onverwacht. De dag van
de capitulatie werd uiteraard uitbundig
gevierd. Het zou nu nog maar een paar
dagen zijn en het sq. zou terugvliegen naar
Java. In allerijl werd alles klaar gemaakt om
te verkassen. 48 Uur na de capitulatie was het
120 squadron gereed om naar Java af te
reizen, althans het vliegende gedeelte.
Toen kwamen vele teleurstellingen. Er kwam
maar geen bevel dat het squadron weg
mocht. Biak stroomde leeg, de Amerikanen
en Australische eenheden gingen huis
waarts. De Australische en Indonesische
manschappen van de grondstaf bleken on
betrouwbaar en begonnen te saboteren. De
vliegers en de nederlandse grondstaf moes
ten alles zelf doen. Ook kwamen de berich
ten binnen over de vreselijke toestanden in
de Japanse kampen. Over de familieleden
kwamen weinig of geen berichten binnen.
Biak was helaas volledig verstoken van
nieuws uit Indonesië. Daarbij kwam als
ergste teleurstelling dat het sq. alsmaar niet
naar Java mocht gaan.
Pas in april 1946 verhuisde het sq. naarjava.
Het was toen nog het enige onderdeel op
Biak. Er was maar een handvol grondperso
neel en geen verkeersleiding. Die taak was
inmiddels ook aan de vliegers toebedeeld.
Het moreel was weer bijzonder laag.
Van '46 tot eind 49 heeft het sq. op Java veel
werk verricht en verloor het nog eens een
relatief groot aantal vliegers, in totaal 5. Ook
was het triest dat het 120e door bleef vliegen
met de oude P-40's en de 2 nieuw op te
richten squadrons, het 121 e en 122e sq. de P-
5I's werden toebedeeld. Ook werd het
squadron gestript van de meeste van z'n
ervaren vliegers, die immers de P-51's al
konden vliegen en de kern moesten vormen
van het 121 en 122e Sq., aangevuld met
vliegers die uit de krijgsgevangenkampen
kwamen.
Uit mijn verhaal zal nu wel duidelijk zijn dat
het 120e geen historie heeft die het in
aanmerking doen komen om als een roem
rucht onderdeel van het KNIL de geschiede
nis in te gaan. Slechts diegenen, die in het sq.
hebben gediend weten dat dit sq. in zijn
bestaan alles tegen had en vele teleurstellin
gen moest verwerken. Zij weten ook dat het
120e opereerde onder de meest erbarmelij ke
weersomstandigheden met een vliegtuig dat
daar niet op was berekend en boven een
operatieterrein dat een bijna zekere dood
betekende voor de ongelukkige vlieger, die
er uit moest springen. Slechts de zee was
door de uitstekende 'air sea rescue' een
vriend, waarbij dan maar niet werd gedacht
aan de vele haaien.
Als trieste bijzonderheid mag wel worden
vermeld, dat van de vliegers er slechts 2
werden onderscheiden met het vliegerkruis.
Eén daarvan was een vlieger van de Konink
lijke Marine, die volledig verdiend door de
KM werd voorgedragen en de ander was de
eerste commandant van het 120e, een man
die principieel weigerde om iemand voor te
dragen. Veel meer onderscheidingen waren
beslist op hun plaats geweest.
Ik wil hier eindigen met een woord van hulde
aan dit squadron, waarvan de vliegers en
Nederlandse leden van de grondstaf onder
de meest ongunstige omstandigheden toch
hun taak zo optimaal mogelijk trachtten uit
te voeren.
P. Verspoor
19