Luchtaanval op Den Haag 3 maart 1945 Evenals de Scuds in de Golfoorlog veel spanningen gaven en moeilijk waren op te sporen, baarden de VI- en V2-bombardementen op Londen in de laatste maanden van de Tweede Wereldoorlog grote zorgen. Was de VI in de lucht nog met jachtvliegtuigen neer te halen, dat kon met de V2 niet. Daarom probeerde men de lanceerplaatsen op te zoeken en te bombarderen. Een deel van de aanvallen met V2's werd uitgevoerd van opstellingen op Duindigt, Ockenburg en in het Haagse Bos, in Den Haag. Die waren reeds door jachtbommen werpers van de Royal Air Force onderhan den genomen, maar daar het weer steeds slecht was, niet met het gewenste succes. De onrust die er in Londen ontstond leidde ertoe, dat de R.A.F. leiding besloot bom menwerpers van No. 2 Group van de R.A.F. 2nd Tactical Air Force in te zetten. Air Vice Marshal Sir Basil Embry cdt van No. 2 Group uitte daartegen op de voorhand bezwaren, daar zijn B-25 Mitchells en DB-7 Bostons in formatie bombardeerden en daardoor grote oppervlakken rond het mikpunt zouden raken. Zijn bommenwerpers hadden echter al eerder met succes moeilijke doelen dicht bij eigen troepen aangevallen. Nu zou de aanwezigheid van woonwijken een rol kun nen spelen. Want voor diegenen, die Den Haag kennen, grenzen het Benoordenhout en het Bezuidenhout aan het Haagse Bos, waarvan het laatst in eind februari 1945 de V2's waren gelanceerd. De Mitchell squa drons, ons RAF MLD 320 squadron, dat tezamen van Meisbroek bij Brussel opereer de met RAF 98 en RAF 180 squadron in 139 Wing, en 137 Wing met RAF 226 squadron alsmede het Franse Boston 342 squadron, opererend van Vitry bij Lille, zouden de aanval doen. Commandant Witholt van 320 squadron had meteen zijn twijfels over het feit, dat het Bezuidenhout zou zijn verlaten. Voor zover hem bekend, was de wijk bewoond; hij had er familie en kennissen. Zijn tegenwerpingen gingen hogerop, teza men met die van officier vlieger Sjerp, die bij RAF 226 squadron vloog. Hun opmerkin gen leidden ertoe, dat er alsnog navraag naar de situatie werd gedaan. De Inlichtingen dienst bleef echter op haar standpunt staan: het Bezuidenhout was evenals het Benoor denhout geëvacueerd. Na een indringend gesprek met Air Vice Marshal Embry werd Commandant Witholt verschoond de aanval te doen. Bij 320 squadron zouden mogelijk buitenlanders voor de operatie worden ingedeeld. Nu was dat in die dagen gewoon lijk al zo, daar de ontstane leemten niet meer door Nederlanders maar door buitenlanders werden gevuld. De aanval zou worden geleid door een Brit, wing commander Mitchell. Te Vitry huldigde officier vlieger Sjerp de opvatting, dat zo'n bombardement de oor log zou kunnen bekorten, zodat hij op de battle-order kwam te staan, een opvatting overigens, die ook door vele 320'ers werd gedeeld. Aldus zetten 31 Mitchells van Meisbroek en 12 van Vitry, alsmede 12 Bostons koers naar Walcheren, waar rendez vous werd gemaakt, ook met escorterende jagers. Bij de briefing meldde de Meteo, dat het weer erg slecht was. Er stond een N-lijke wind van zeker 45 knopen en een bewolking van 8/10, zodat men niet erg veel grondzicht mocht verwachten. Vanwege de urgentie werd toestemming gegeven in eerste instan tie met Gee-H de aanval te doen. Dat is een electronisch apparaat, waarmee 'blind' kon worden gebombardeerd en dat heel accuraat kon zijn mits de coördinaten voor het afwerppunt nauwkeurig waren bepaald en de geschatte wind ook de werkelijke wind was. Bij voorkeur werd echter visueel met de MkXIV bommenrichtkijker aangevallen. Dat apparaat was evenals Gee-H echter ook afhankelijk van de ingestelde (geschatte) 20

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1991 | | pagina 20