ACHTERGRONDEN
Zoals al gezegd boterde het niet tussen Army
en Navy. In 1940/41 was er een verschil van
mening over de wijze, waarop de Japanners
in geval van een invasie op de Filipijnen
moesten worden aangepakt. De Army Air
Force meende, gesteund door generaal
MacArthur (cdt Filipijnen), dat een aanval
diende te worden afgeslagen door B-17
Vliegende Forten, die zeker oppermachtig
zouden zijn tegenover de Japanse vliegtui
gen. Die aanname veroorzaakte een ruzie
tussen MacArthur en admiraal Hart (Cdt
Navy Filipijnen), daar die ervan uitging dat
het een marinezaak zou zijn, waarbij de
vliegtuigen een voorname rol zouden spe
len. Het werd gekrakeel, dat van uit
Washington moest worden bijgelegd. Overi
gens werd de Army visie ook daar niet
gedeeld door de Navy, die meende, dat 'de
ldap wel eens heel ergens anders zou kunnen
vallen'. Daarbij werd er echter van uitge
gaan, dat in geval van oorlog Japan dan eerst
de oorlog zou verklaren.
Het feit, dat de activiteiten van de Japanse
vloot richting Zuid Indo-China groeiden,
trok een overdreven aandacht van de staven
naar die gebieden. Die aandacht werd ook
versterkt door het steeds groeiende Japanse
berichtenverkeer, dat steeds werd gevolgd en
waar mogelijk werd gedecodeerd. Dat ver
keer kwam via de telefoonkabels en via de
ether, per morse of telex. Van beide wegen
werd gebruik gemaakt voor militaire en
diplomatieke berichten. Codeermachines
waren pas in gebruik. Doordat de Amerika
nen de codes van de Japanners reeds eerder
hadden gebroken konden zij, althans voor
namelijk in Washington, veelal op de hoogte
zijn van Japanse plannen. Daar diplomatie
ke berichten net zoveel indicaties konden
geven als militaire telegrammen was het
geboden die gecoördineerd te behandelen.
Dat bleek echter niet steeds het geval. Zo had
admiraal Kimmel op Hawai geen diploma
tieke berichten overgekregen, waarin Tokyo
voortdurend vroeg om de scheepsbewegin-
gen in Pearl Harbor. Daardoor verkeerde
men daar daarover in het ongewisse, met
gevolg dat men daar eigenlijk niet aan een
aanval dacht.
Overigens veranderde de Japanse Marine op
1 december 1941 ineens van codesleutel,
hetgeen als indicatie voor een aanval kon
duiden.
Toen de lokale FBI in diezelfde periode het
hoofdkwartier meldde, dat de Japanse con
sul zijn diplomatieke papieren aan het
verbranden was, werd dat wel als een
duidelijke indicatie aangenomen dat de
oorlog snel zou worden verklaard, maar de
algemene opinie bij de staf was, dat Pearl
Harbor voorlopig nog 'buiten schot' zou
blijven.
Toen het kabinet van Konoye op 16 oktober
1941 viel en de Japanse militaire clique
onder Tojo de macht overnam, vreesde men
het ergste. Daarom zond Admiraal Stark
bevelhebber van de USNavy toen reeds een
algemeen bericht uit dat een oorlog op
handen kon zijn, zodat de hoogste waak
zaamheid was geboden. Als gevolg daarvan
vroeg admiraal Kimmel nog meer aandacht
voor de Pacific, daar zijns inziens toen de
aandacht van Washington teveel op Europa
was gericht. Zo kwam 'the two ocean war en
Navy' ter sprake, later een veel gebruikte
uitdrukking.
Uit later onderzoek is gebleken, dat er in die
tijd tussen de afdeling Naval War Operations
en de Naval Intelligence een grote herrie aan
de gang was. War Operations eiste van
Intelligence alleen het verzamelen van ge
gevens en geen interpretatie. Dat is een
controverse die ook nu nog wel eens bestaat.
Zodoende werd een Japans bericht van 9
oktober 1941 gedecodeerd, waarin de Japan
se consul in Hawai werd gevraagd over de
basis uiterst gedetailleerd te rapporteren.
Dat werd door Army Intelligence geïnter
preteerd als een 'bomb plot message' en van
groot belang geacht. Maar War Operations
vond het (weer) een bericht over te saboteren
objecten en maakte er een ander verhaal van,
zodat de Intel-interpretatie werd verminkt
en ingekort. Het werd daarom geen waarde
toegekend en daarom niet verzonden naar
admiraal Kimmel. Daarmee ging Naval
Communications accoord omdat men het
toch al zo druk had. Het hoofd van Naval
20