Fokker D XXI. Van laatstgenoemd toestel
zijn enkele foto's afgedrukt in deel 5 van de
Nederlandse Vliegtuig-encyclopedie van
Hugo Hooftman, blz. 94 en 95. Omdat
zowel de FK 58 als de Fokker D XXI een
spanwijdte hadden van 11,00 m zouden de
liggers uit het museum 1 a en 1 b) van elk van
beide vliegtuigtypen afkomstig kunnen zijn.
Naar mijn mening is het echter aannemelij
ker, dat een ligger bewaard bleef van één van
de vele FK 58 vliegtuigen die bij het begin
van de oorlog in aanbouw waren dan dat een
ligger van dat ene experimentele Fokker
toestel de oorlog overleefde.
De liggers in het museum (la en lb) zijn
trouwens afkomstig van een vleugel die in
aanbouw was, immers de ribben zijn er (nog)
niet aan bevestigd geweest (behalve dan de
ribstukken met triplex vleugelneus-bekle-
ding vlak bij de romp-vleugel verbinding,
die ik in Fig. 1 b in vooraanzicht en in fig. 4 in
onder- en bovenaanzicht tekende).
Dat de liggers la en lb van de FK 58
afkomstig zijn blijkt m.i. ook uit het feit, dat
er in de voorste ligger (lb) een gat is
aangebracht. Dit gat is waarschijnlijk be
stemd geweest voor de lagerbus waarin het
boveneind van de verende stijl van het
intrekbare landingsgestel draaide. Blijkens
de foto's van de FK 58 zat het draaipunt in
ieder geval precies op deze plaats. Vooral het
feit dat de houten koker door het gat in de
ligger is aangebracht, enigszins achterover
helt, versterkt het vermoeden dat hier het
draaipunt voor de poot van het onderstel zat.
Door de helling van de draaias kwamen de
landingswielen in uitgestoken stand name
lijk iets verder vóór het zwaartepunt van het
vliegtuig (dat doorgaans bij de voorste ligger
lag) te staan. Ik vraag me alleen af waarom
het gat voor de poot van het landingsgestel
alleen aan stuurboord-zijde is aangebracht.
Zijn het misschien liggers die voor instructie
of voor experimentele doeleinden werden
gebouwd, die daarom niet van ribben
werden voorzien en die aan stuurboord
zijde werden geconstrueerd met het oog op
een intrekbaar onderstel en aan bakboord
zijde met het oog op een vast landingsgestel?
Misschien ook heeft men willen uitproberen
hoe de verende poot van het landingsgestel
in ingetrokken toestand het beste kon wor
den opgeborgen in de vleugelneus. De
merkwaardige vorm van de vleugelneus-
ribben van ligger lb (zie stippellijn in fig. 6)
laten althans duidelijk zien hoe men ruimte
voor het ingetrokken landingsgestel heeft
weten te maken.
Dat de liggers la en lb van een FK 58
afkomstig zijn blijkt tenslotte nog uit hetgeen
ik in Fig. 6 heb afgebeeld. Op schaal 1:20
tekende ik daar aan de hand van maatteke-
ningen het vleugelprofiel van de FK 58 ter
hoogte van de romp-vleugel-verbinding. Ik
tekende daar vervolgens de beide liggers in
doorsnede in, op de volgens maatschetsen
aangegeven plaats (afstand voorste punt van
de vleugel tot hartlijn van de voorste ligger
47 cm; afstand tussen de hartlijnen van voor-
en achterligger 60 cm; afstand tussen
hartlijn van achterligger en achtereinde van
vleugelrib 93 cm). En ziedaar, niet alleen
bleek de afstand van het voorste punt van de
vleugelneus tot de achterkant van de voorlig
ger precies gelijk te zijn aan de overeenkom
stige afstand bij de museumligger (lb), maar
ook de afmetingen van de hoogte van de
voor- en achterzijde van de beide liggers
bleek exact overeen te komen met de
afmetingen die ik bij de liggers van het
museum (la en lb) op de overeenkomstige
plaatsen had gevonden. Er is m.i. geen twijfel
mogelijk: de liggers uit het museum (la en
lb) moeten van de Koolhoven FK 58 zijn.
In de derde plaats wil ik nog iets schrijven
over het liggergedeelte dat in fig. ld is
afgebeeld. Op het rechter uiteinde van dit
liggergedeelte staat geschreven: 'klos voor
vleugelbeslag'. Op een afstand van 1,54 m
vanaf het taps toelopende liggereinde is te
lezen: 'klos voor N-stijl beslag'. Ligger ld is
dus duidelijk afkomstig van een verspannen
tweedekker. Gezien de lengte van het ligger
gedeelte, de liggerhoogte en de plaats van de
klossen voor het vleugelbeslag, zou dit
liggergedeelte inderdaad afkomstig kunnen
zijn van een Koolhoven FK 52. De genoem
de afmetingen komen althans vrij goed
overeen met die van het Koolhoven vlieg
tuig.
Wat de zaak echter enigszins problematisch
21