bracht voor gebruik van 12 nieuwe vliegtui
gen, die in april 1917 in Indië arriveerden.
Eind 1917 namen twee vliegtuigen met groot
succes deel aan de legermanoeuvres nabij
Cheribon. Hierbij zij vermeld dat gevlogen
werd met 'waarnemers' die sinds 21 augus
tus 1917 in opleiding waren op de waarne-
mersschool van de PVA. Alle vooroordelen en
scepcis verloren succesievelijk hun kracht en
het wantrouwen bij de legerleiding tegen de
vliegerij was doorbroken.
Bij Gouvernementsbesluit van 23 december
1920 werd een overgangsformatie naar een
vaste plaats in het leger vastgesteld en bij
Koninklijk Besluit van 10 januari 1922 werd
de Luchtvaart Afdeling (LA) van het KNIL
opgericht.
De eerste 22 jaar van de Indische militaire
luchtvaart 1914-1936) kenmerkte zich in het
algemeen door een opgaande lijn in de
prestaties en opbouw. Rond 1926 echter
deed de Bezuinigingspolitiek zijn intrede als
gevolg van de in 1925 aangenomen Vloot
wet. Daarin werd als taak van het KNIL
vastgesteld: het handhaven van orde en rust,
de zg. politionele taak. De welvaartsperiode
van de naoorlogse jaren was van korte duur
en de daarop spoedig optredende economi
sche depressie, gepaard aan de anti-weer
macht gedachte van het grootste deel van het
Nederlandse volk (het principe van het
'gebroken geweertje') waren er met name de
oorzaak van, dat de voor het volgende
decennium beoogde uitbreidingsplannen
voorlopig naar het rijk der dromen moesten
worden verwezen. De in dat verband gere
zen controverse tussen de ministeries van
Koloniën en Marine met betrekking tot de
verdediging van Nederlands-Indië, hadden
een ernstige verwaarlozing van het KNIL, i.e.
de LA, tot gevolg. Het dieptepunt werd
bereikt in 1930, toen bleek dat de in het
vooruitzicht gestelde uitbreiding van de LA
wederom tot een niet nader te bepalen
datum zou moeten worden verschoven. De
werkzaamheden kwamen tot een stilstand,
vliegvelden werden gesloten, de opleiding
werd tot het uiterste minimum gereduceerd
en het mes werd gezet in de personeels
sterkte. Van een vast korps vliegers was geen
sprake meer en een aantal diensten moest
worden afgestoten naar andere wapens van
het KNIL.
De toenemende internationale spanning na
1930 dwong de regering in Nederland van
standpunt te veranderen. Defensiespecialis
ten en staf-officieren - ook zij die in feite niets
met de militaire luchtvaart te maken hadden
- kwamen hoe langer hoe meer tot de
overtuiging dat het Luchtwapen een zeergroot
en krachtig aandeel kon hebben in de
verdediging, met name ook in Nederlands-
Indië. Versterking van het luchtwapen was
geen overbodige luxe meer en gekozen werd
voor een offensief slagluchtwapen dat de
gehele archipel (opervlakte van 1,9 miljoen
km2 of ongeveer 56 x Nederland zou
kunnen bestrijken.
In 1936 viel de beslissing. Dr. H. Colijn,
voorzitter van de Ministerraad en tevens
optredend als Minister van Defensie en
Koloniën a.i., sprak op 15 december 1936 de
volgende gedenkwaardige woorden:
dan is er maar één middel, zelfs maar één
middel denkbaar - ik zeg het opzettelijk heel sterk -
waardoor men tegen dien vijand kan optreden en
dat is een massalen aanval van een grote macht
van landbommenwerpers
Op korte termijn wenste Colijn de LA uit te
breiden en zijn eerste stap was het formeren
van een vliegtuiggroepbestaande uit 39
bommenwerpers. Eind 1936 werd toestem
ming verkregen tot het formeren van een
tweede groep en later zelfs voor een derde; in
totaal dus 117 lange-afstand bommenwer
pers, die te dien tijde 'luchtkruizers' werden
genoemd. Hoewel dit een moedig besluit
van de minister-president vormde, was het
nog steeds onvoldoende voor de nieuwe taak
van deze vliegtuigen, omdat namelijk de
gehele archipel tot hun actie-terrein moest
worden gerekend.
Op 27 februari 1936 werd een contract
getekend met de eerder genoemde Ameri
kaanse Martin-vliegtuigfabrieken in Califor-
nië voor het leveren van de eerste zeven
toestellen van het type Glenn Martin 139 WH-
1 en op 19 januari 1937 werd de eerste door
een Amerikaanse invlieger op het vliegveld
Andir nabij Bandoeng ingevlogen.
8