vervaardigen. Later gevolgd door een ont wikkeling van de W-29 eendekker, types die bij de MLD te boek stonden als de Van Berkel WA en WB. OVERZEE In totaal heeft de marine zo'n honderd verschillende vliegtuigtypes in gebruik ge had en het is zeker niet onze bedoeling, deze hier op te gaan noemen. Ongeveer een jaar na de oprichting van de Marine Luchtvaart dienst vertrok personeel naar de Oost, om werkzaamheden voor een overzeese afdeling voor te bereiden. Vanaf februari 1919 werd het voormalige ML-KNIL vliegkamp Priok bij Batavia op Java in gebruik genomen. Later volgde, aan de andere kant van Java, het watervliegkamp Morokrembangan te Soerabaja. Dat vooral na 1925, het best geoutilleerde activiteitencentrum in het Ver re Oosten werd. Van hieruit werd in begin 1926 met een Dornier Wal vliegboot de eerste nachtvlucht ondernomen. Door mid del van dergelijke toestellen kon bijna ieder gebied in hetv.m. Nederlands-Indië worden bereikt, zonder dat daarvoor kostbare vlieg kampen moesten worden aangelegd. Had men behoefte aan rust of anderszins, wel, men landde 'rustig' op het water en dat was er genoeg in de Indische archipel. In die jaren werden er belangrijke verken ningstochten uitgevoerd, vluchten die ont dekkingsreizen werden. We denken hierbij aan de vlucht in 1936 van de luitenant ter zee Wissel, die diep in de binnenlanden van Nederlands Nieuw Guinea - op een hoogte van ongeveer 1750 meter - een aantal onbekende meren vond. Deze werden ver volgens als de Wisselmeren in kaart gebracht en die sindsdien vele expedities de bush- bush hebben doen ingaan. Als we de vooroorlogse periode nader in ogenschouw nemen moeten we vaststellen, dat in Nederland het personeel werd opge leid en dat dit in het Verre Oosten in praktijk werd gebracht. Hier lag de voornaamste taak van de MLD, die min of meer begon met de Van Berkel WA op het achterdek van Hr.Ms.- schepen en, vervolgens werd overgenomen door verschillende types Fokker verken ningsvliegtuigen. Voorts beschikte men daar, zoals al opgemerkt, over de Dornier Wal, die plaats moest maken voor de grotere driemotorige Do 24 en die in 1941 op haar beurt weer versterking kreeg van de Cata- lina. OORLOG Al met al zijn we enigszins afgedwaald van de Nederlandse vliegkampen, die door de malaise waren ingekrompen tot De Kooy bij Den Helder en De Mok op het eiland Texel. Veere en Schellingwoude waren door de Fokkervliegtuigfabriek in gebruik genomen en Souburg door de LVA. Het Noordhol landse kamp was voornamelijk belast met de eerste opleiding van het grond- en vliegend personeel. Bovendien had zij tot taak, met behulp van jagers, de haven van Den Helder te verdedigen. Door gebrek aan financiële middelen kwam er na de Fokker D-VII niet veel van het jachtvliegen terecht en bij de Duitse inval is deze taak verricht door de Fokker D-XXI van de LVA. Op De Mok werd met behulp van watervliegtuigen het zgn. 'natte werk' geleerd. Toen na drie dagen van weerstand in mei 1940 bleek dat de Neder landse strijdkrachten het niet langer konden bolwerken, werd besloten om alles wat de MLD aan materiaal en manschappen had naar Engeland te evacueren. Veel was dat overigens niet; zeventien vliegtuigen, waar onder acht Fokker T-VIIIW's en een tachtig man personeel kwamen daar aan, waar men - hoe ldein deze aantallen ook waren - onmid dellijk de handen uit de mouwen kon steken. Nog geen maand na de Nederlandse capitu latie werd in Pembroke Dock (Zuid Wales) het 320 (Dutch) squadron van het Coastel Command van de RAF gevormd. Men kreeg tot taak het beschermen van de waterwegen rond Engeland. De talrijke daar aanwezige Duitse onderzeeboten betekenden voor de geallieerde koopvaardij een dodelijk gevaar. Na korte tijd moesten de Fokkertorpedo- vliegtuigen plaatsmaken voor de Hudson, die op zijn beurt in 1943 werd vervangen door de B-25 Mitchell. Met de ingebruik name van dit type werd de eenheid inge deeld bij RAF Bomber Command en werd afgestapt van de tot nog toe uitgevoerde martime taak. 6

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1992 | | pagina 6