De identiteit van de liggers in de Vreeburghal (vervolg) In het april-nummer van de 'Nieuwsbrief schreef ik een artikeltje, waarin ik met goede argumenten aantoonde, dat de beide grote vleugelliggers, die in de Vreeburghal worden tentoongesteld, van het Koolhoven FK 58 jachtvliegtuig (een vrijdragende laagdekker) afkomstig moeten zijn en zeker niet (zoals men de museum-bezoeker blijkens de toelichtende tekst en de erbij geplaatste foto wilde doen geloven) van de Koolhoven FK 52 (een verspannen tweedekker). Tevens maakte ik in mijn artikel aannemelijk dat het op vloerniveau geëxposeerde liggergedeelte wèl van een FK 52 kan zijn geweest. Over een vierde liggergedeelte dat iets hoger dan het laatstgenoemde vleugelonderdeel is opgesteld, schreef ik dat ik het niet kon thuisbrengen en niet wist waar het vandaan kwam. In dat laatste is verandering gekomen. Nu ik het in de april- Nieuwsbrief (no. 41) pag. 19, fig. lc getekende liggergedeelte nog eens wat nauwkeuriger bekeken heb, meen ik ook over de identiteit van dit onderdeel wel iets zinnigs te kunnen zeggen. Wat aanstonds opvalt is dat deze ligger zeer onvolledig is. het is een z.g. doosligger waarvan de staande triplex-wanden ontbre ken zodat de boven- en ondergording met de schotten, die de gordingen op afstand houden, geheel zichtbaar zijn. Daar komt bij dat de liggerhoogte aan de voor- en achter zijde gelijk is, hetgeen bij een kant en klare ligger nooit het geval is. Een ligger moet immers in dwars-doorsnede zowel aan de boven- als aan de onderzijde goed passen in het gewelfde vleugelprofiel. De gordingen worden daarom afgeschuind met het gevolg dat de voor- en achterkant van de ligger in hoogte verschillen. En ten slotte ontbreekt zowel aan de linker- als aan de rechterzijde een groot gedeelte van de ligger, daar deze aan beide kanten op ongeveer 2.85 m. uit het midden recht is afgezaagd. Op grond van deze gegevens meen ik met vrij grote zekerheid te kunnen zeggen dat het op één na laagst geëxposeerde liggergedeelte in de Vreeburghal nooit deel heeft uitge maakt van een vliegtuigvleugel en zeer waarschijnlijk is gebouwd en gebruikt voor instructie-doeleinden. Het feit dat een des kundige mij onlangs vertelde dat het ligger gedeelte destijds werd weggehaald van de zolder van de Technische Universiteit in Delft kan dit vermoeden slechts versterken. Is het misschien een fantasie-ligger, een exemplaar dat niets te maken heeft gehad met een vliegtuigtype dat echt heeft bestaan? Ik geloof niet dat die gedachte juist is. Naar mijn mening is het liggergedeelte wel dege lijk gebouwd overeenkomstig de tekeningen van een bepaald vliegtuig. Gezien de geringe liggerhoogte moet dat vliegtuig een tweedek ker zijn geweest. Nu zijn de vleugels van een tweedekker doorgaans niet vrij dragend geconstrueerd maar 'verspannen', d.w.z. door vleugelstij len en kabels met elkaar en met de vliegtuig romp verbonden. De hoogte van de vleugel liggers is meestal over de volle spanwijdte gelijk en neemt alleen bij de vleugel-uitein den sterk af voor een goede aansluiting aan de eindlijst. Voorts worden de verschillende vleugelgedeelten van een tweedekker (stuur- 21

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1993 | | pagina 21