het voorste gedeelte van iedere drijver een radiateur. De oliekoelers waren eveneens in de drijvers ondergebracht, twee in elk en volgden de contour van de bovenkant volkomen. De beide 12-cilinder motorgroe- pen, waaruit de A.S.6 motor was opge bouwd, hadden een gescheiden koelwater en oliecirculatiesysteem. Zij beschikten elk over een eigen duplex carburateur, welke werden gevoed via pompen vanuit aparte, in de drijvers gebouwde benzinetanks. Al deze noodzakelijke voorzieningen had den een zeer gecompliceerd buizenstelsel tot gevolg, dat onder de motor bijeenkwam en geborgen was in de beperkte ruimte tussen de motorcarter en de rompbeplating. Door de hoge vleugelbelasting had de machine niet alleen een lange aanloop nodig om van het wateroppervlak los te komen, ook waren de start- en landingssnelheden buitengewoon hoog. Dit alles vereiste groot vakmanschap van de vliegers. Om zulks te bereiken was men in 1928 gekomen tot de oprichting van 'La Scuola alta Velocita een hoge snelheidsvliegschool, welke bij Desen- zano aan het Gardameer werd gevestigd. Spijtig voor de Italianen was dat de M.C.72 niet tijdig gereed kon zijn om op 13 september 1931 in Engeland aan de race om de trofee deel te nemen. Dit vond zijn oorzaak in de ongewone motorinstallatie. Men zocht naar meer motorvermogen bij een gelijkblijvend frontaal oppervlak van het vliegtuig. Bij Fiat vond men de oplossing door twee A.S.5 motoren in tandem op te stellen. Hierdoor was een nieuwe motor ontstaan, de A.S.6, waarvan de cilinders in twee rijen waren opgesteld, die een hoek van 60 graden ten opzichte van elkaar maakten. De totale cilinderinhoud bedroeg maar liefst 51,1 liter. Hoewel de lengte van de motor aanzienlijk was (3,37 m) deden de hoogte (0,98 m) en de breedte (0,70 m) geen afbreuk aan het frontale oppervlak en dat was nu precies wat men bij Fiat en Macchi beoogde. Het grootste vermogen dat men uit deze motor heeft weten te halen bedroeg 3110 pk bij 3300 omwentelingen per minuut. De twee motordelen hadden elk een eigen krukas. Het vermogen werd door een speci ale transmissie overgebracht op twee coaxi ale propellerassen, die twee tegengesteld draaiende propellers aandreven. Men had voor de z.g. 'contraprops' gekozen omdat bij een groot motorvermogen het koppel, dat een enkele propeller oproept zo hinderlijk was, dat het toestel tijdens de start slecht in de hand te houden was en uit het roer dreigde te lopen. Dat dit tot ongewenste en zelfs gevaarlijke situaties kon leiden laat zich raden. De gekozen oplossing met twee contraprops was theoretisch ideaal. In de praktijk deden zich echter moeilijkheden voor met de lange propellerassen, die meer dan 1,50 meter lang waren en waarvan die van de achterste motor door de holle as van de voorste motor werd geleid om de voorste propeller aan te drijven. De achterste pro peller, welke het meeste rendement gaf, werd aangedreven door de holle as van de voorste motor. De transmissie van de A.S.6 vormde het grote struikelblok. Eén van de vijf gebouwde M.C.72's verongelukte tijdens een proefvlucht, waarbij Capitano Giovanni Monti - de man, die in juni 1931 de M.C.72 zijn luchtdoop had gegeven - de dood vond. De problemen waren zo groot en de oplos sing ervan liet zo lang op zich wachten, dat de Italianen van deelname aan de Schneider Trophy race in 1931 moesten afzien, wat tot gevolg had dat de Britten de trofee min of meer in de schoot kregen geworpen. F/ltJ.N. Boothman bracht de trofee in het definitieve bezit van Engeland, nadat hij op 13 septem ber 1931 zijn Supermarine S.6B met 547,2 km/u over de boven de rivier de Solent uitgezette route had gejaagd. Intussen werd zowel bij Macchi als bij Fiat koortsachtig gewerkt om de gerezen moeilijkheden uit de wereld te helpen. In 1933 kreeg men de problemen onder de knie en op 10 april van dat jaar lukte het aan sergeant Francesco Agello om met de M.C.72, waarvan de Fiat A.S.6 motor een vermogen van 2500 pk leverde, het wereld snelheidsrecord van de Britse F/lt George A. Stainforth af te snoepen en het op 681,668 km/u te brengen. Op 8 oktober 1933 wist Lt.Kol. Casinelli het 21

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1993 | | pagina 21