mensen die waarschijnlijk aan de kist heb ben gewerkt. De KNILM-mensen die directe technische verantwoording droegen voor de werkzaamheden moeten de heren H. van Herk en Hamar de la Bretonnière zijn geweest. Het is meer dan waarschijnlijk dat er ook inlandse monteurs/helpers (toekangs) zijn ingezet. Hiervan hebben wij alleen de namen kunnen achterhalen van ene Sujono en Sudarma. Of zij nog in leven zijn is ons onbekend. De heer F. Cornelissen, die thans in Zuid Afrika woont, vindt het jammer dat niet eer der iemand op het idee is gekomen onder zoek te verrichten naar Amelia's verblijf in Ned. Indië en de rol van de KNILM in het geheel. Hijzelf kwam pas later in '38 op Andir terecht en heeft de zaak dus niet meegekre gen. Zijn correspondentie aan mij begint dan ook terecht met de opmerking: "Te laat, te laat, zei Winnetou!" We moeten eerlijk zijn: daar zit een kern van waarheid in. Het is een verwaarloosd hoofd stuk uit het KLM/KNILM-verhaal. Overigens schijnt er in kringen van KNILM en Militaire Luchtvaartafdeling wat rivaliteit te zijn geweest, getuige een opmerking (na 55 jaar) in een aantal brieven van betrokke nen in de trant van: "luister maar niet naar die en die, want dan hoor je alleen maar fan tasieverhalen...." Gelukkig kon nog vóór als tijdens de capitu latie in maart '42 heel wat personeel van zowel de KNILM als de M.L. naar Australië uitwijken. Ook daarmee is contact gemaakt (o.a. met Jack Rienstra en Guus Moorees), maar helaas hadden ook deze mensen geen nadere bijzonderheden omtrent het verblijf van Amelia op Andir te melden. Wij moeten dan ook tot de slotsom komen dat het merendeel van de mensen die daad werkelijk betrokken waren bij de reparaties aan de Lockheed Electra helaas is overleden. Degenen die we gesproken of geschreven hebben waren wel op Andir aanwezig, heb ben Earhart en Noonan ook direct en indi rect ontmoet, maar vormen geen wezenlijke bijdrage aan de oplossing van het vraagstuk omtrent de details van de onderhoudsbeurt op Andir. Men beperkte zich vaak tot het maken van foto's van het toestel. Alleen "Fiets" van Messel blijkt dus daadwer kelijk zowel in de kist geweest te zijn, als per soonlijk contact met Earhart en Noonan te hebben gehad. Hoewel niet direct verband houdend met het Indië-verblijf van Earhart is het toch leuk te weten dat een andere Nederlander, de heer K.N. Rink uit Rye (New York), geruime tijd als een soort huisbaas in het huis van Amelia Earhart en George Putnam in Harris on (N.Y.) gewoond heeft. Hij stuurde een paar mooie foto's van het huis en een gedenkteken in het plaatsje ter ere van Ame lia Earhart. Een wat onderbelicht aspect van het verblijf in Ned. Indië van Earhart en Noonan is het drinkprobleem van Fred dat hier weer de kop schijnt te hebben opgestoken. Dat van Messel er niet zeker meer van is of Noonan bij hem thuis de aangeboden jenever wel of niet dronk, kan niet verhelen dat personeel van zowel de KNILM als de Militaire Lucht vaart, Noonan aan het begin van zijn verblijf in Bandoeng op een avond ladderzat in de bar van het hotel Preanger hebben aange troffen. Of Amelia hiervan weet heeft gehad? We kunnen slechts gissen. Beiden hadden bij Preanger aparte kamers en Ame lia ging gewoonlijk niet laat naar bed. Het kan haar dus die avond (en misschien ook op andere) gewoon zijn ontgaan. Hoewel Amelia Earhart door zowel plaatsge brek als gewichtsbesparing gedwongen was geen souveniers van haar tocht mee te nemen, is daar op door haar één uitzonde ring gemaakt. In Bancloeng zondigde ze tegen deze regel door in een kleine hand werkzaak een Javaanse dolk met foedraal te kopen die ze bij thuiskomst aan een vriend, John Oliver La Gorce van de National Geographic Society, cadeau wilde doen. Deze dolk moet ze dus op haar vlucht naar Howland bij zich hebben gedragen en zou, menselijkewijs gesproken, zich nog aan boord moeten bevinden of aangetroffen moeten worden op of bij haar stoffelijk over schot (vooropgesteld dat dit ooit gevonden wordt) 14

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1994 | | pagina 14