Een impressie van Dick van Rijn: de aanval op Kleykamp door RAF Squadron 613 nauwkeurigheid was alleen bij daglicht te bereiken. Het was wikken en wegen. Zonder slacht offers zou het niet lukken. Daar tegenover stond dat er duizenden levens gered konden worden. Het eeuwige dilemma. Op 11 april 1944 was het zover. Vijf Mosqui to's van 613 Squadron gingen opweg naar Den Haag. Een van de vliegers was F.O. Rob bert Cohen, een Nederlander in dit squadron. Het was zijn eerste keer dat hij bij daglicht boven Nederland zou vliegen. Tussen 13.00 en 16.00 uur, volgens de log boeken, heeft alles zich afgespeeld. Komen de van de Zeeuwse eilanden werd Den Haag vanuit het oosten aangevlogen. Spitfires gaven rugdekking. Klappen uit, anders ging het te snel. De bommen vielen, of liever zeil den omlaag. In de de-briefing zei één van de vliegers: "De bommen gingen door de voordeur en de ramen naar binnen". Bateson, de leider van de raid was even bang met z'n linkervleugel de toren van het Vredespaleis te raken. Kleykamp was een puinhoop en stond in brand. Brandende papieren dwarrelden omhoog in de vuurgloed, sommige met de letter J erop. Niet alle bommen waren treffers. Een paar zeilden over het gebouw en ontploften tus sen exercerende Duitse soldaten in de oude Alexanderkazerne, vlak achter Kleykamp. Een gelukkige toevalstreffer. Wat schreef de Haagse Courant onder Duit se censuur een dag later: "Luchtaanval op Den Haag. 17 doden, 27 zwaargewonden en 46 lichtgewonden. 8 woonhuizen vernieldze vuur den op burgers met hun boordwapens". De toenmalige N.S.B.-burgemeester van Den Haag zei: "Dit is geen oorlog meer, dit is moord men ziet nu de vernielzucht van de z.g. bevrijders". Omtrent het succes van de aanval blijft veel een open vraag. Onder de slachtoffers was ook de verzetsstrijder die alles had doorge geven. Op straat gniffelden de mensen. Binnens huis een hoera-stemming, want Engeland liet zijn tanden zien. Het was een flinke morele oppepper. 16

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Nieuwsbrief Militaire Luchtvaart Museum | 1994 | | pagina 16